MiniMed 780G met Simplera Sync
Leuk dat je gaat starten met de MiniMed 780G insulinepomp en de Simplera Sync sensor.
In deze video's vind je uitleg over hoe de verschillende componenten van dit systeem werken.
We stellen voor dat je deze bekijkt vooraleer de opstart gepland is. Op die manier kan de educatie sneller gaan, en kan je misschien ook sneller naar huis.
Simplera (41 min)
1.9.2 Sensor plaatsen - 5 min
Welkom bij deze les over het plaatsen van de Simplera sensor.
In dit hoofdstuk leiden we je door het proces van het plaatsen en verwijderen van de Simplera sensor.
2.1 Benodigdheden
Verzamel de volgende benodigdheden om de sensor met succes te plaatsen: een sensorapplicator met een voorgeladen Simplera-sensor en alcoholdoekjes voor een goede hygiëne.
2.2 De sensor plaatsen
Om je sensor te plaatsen, kies je eerst de plaats waar je de sensor wilt plaatsen. De Simplera sensor is goedgekeurd voor plaatsing op de achterkant van de bovenarm. Kinderen van 2 tot 17 jaar mogen de sensor op het bovenste derde deel van de billen plaatsen.
Bij het inbrengen van de sensor is het cruciaal om een paar stappen zorgvuldig te volgen.
- Was eerst je handen en desinfecteer de inbrengplaats met een alcoholdoekje. Laat je huid volledig aan de lucht drogen voordat je verder gaat.
- Verwijder het kapje en plaats de sensor onmiddellijk op je lichaam. Gebruik de sensor niet als deze verontreinigd is. Bijvoorbeeld als u de onbedekte applicator op de grond hebt laten vallen. Plaats de applicator op de achterkant van uw bovenarm. U kunt dit gebied bereiken door uw arm op te tillen of er omheen te reiken. Zorg ervoor dat alle randen van de applicator uw huid raken. Om de sensor in te brengen, drukt u de applicator in een vloeiende beweging tegen uw huid totdat u een klik hoort. Trek de applicator voorzichtig in een rechte lijn weg van uw lichaam.
- Bewaar het serienummer, SN, en de code om later te gebruiken om de Simplera sensor te koppelen met je compatibele displayapparaat. Het SN en code label staan ook op het deksel van de Simplera sensordoos. Strijk de sensorpleister glad met je vinger om ervoor te zorgen dat de sensor goed op het lichaam blijft zitten .
- Je kan zo nodig zelfklevende tape gebruiken om de sensor beter te laten kleven.
- De inserter is voor eenmalig gebruik en bevat een naald die in contact is geweest met bloed en andere lichaamsvloeistoffen. Gooi de sensor weg in overeenstemming met de plaatselijke wet- en regelgeving.
2.3 De sensor verwijderen
Wanneer het tijd is om de sensor te verwijderen, trek dan voorzichtig de pleister eraf zoals een verband.
2.4 Do’s & dont’s
- Controleer voor het plaatsen de vervaldatum van de Simplera sensor en noteer het serienummer en de CODE. Beide nummers worden later gebruikt om de sensor te koppelen met de Simplera app. Bewaar ook het lotnummer, dat je kunt vinden op de doos waarin de sensoren zijn geleverd.
- Inspecteer de verzegelingsband en het doplabel op tekenen van beschadiging voordat je de sensor plaatst. Gebruik de Simplera-sensor niet als de verzegelingsstrip of het etiket op de dop beschadigd is of ontbreekt. Neem in dergelijke gevallen contact op met de Medtronic-ondersteuningslijn om het probleem te melden en houd het serienummer en lotnummer bij de hand om het probleem te melden.
- Plaats de dop niet terug op het apparaat nadat het verwijderd is, omdat dit de naald kan beschadigen en een succesvolle inbrenging kan belemmeren.
- Sommige huidverzorgingsproducten, zoals zonnebrandcrème en insectenwerende middelen, kunnen de Simplera sensor beschadigen. Zorg dat huidverzorgingsproducten de sensor niet aanraken. Was je handen na het gebruik van huidverzorgingsproducten voordat je de sensor aanraakt. Als huidverzorgingsproducten de sensor raken, veeg de sensor dan onmiddellijk af met een schone doek.
- Als je problemen ondervindt bij het inbrengen van de sensor, zorg er dan voor dat alle randen van de inserter je huid raken. Druk met de palm van je hand of je vingers op de bovenkant van de inbrenghuls om de inbrenghuls te activeren en maak een soepele, stevige en continue beweging bij het inbrengen.
- Als je na het inbrengen een bloeding opmerkt, is dat meestal geen probleem en je sensor zou nog steeds moeten werken. IJs op de huid aanbrengen voor het inbrengen kan helpen om bloeden te voorkomen.
- Na het verwijderen van de sensor kan er een kleine rode cirkel op je huid verschijnen waar de sensordraad zich bevond. Deze vlek moet binnen een paar dagen vervagen.
- Als je sensor defect raakt vóór de verwachte duur van 7 dagen vanwege een technisch probleem, kun je contact opnemen met de klantenservice van Medtronic om een nieuwe sensor aan te vragen. Zorg ervoor dat je altijd het serienummer en het lotnummer bij de hand hebt wanneer je de hulplijn belt.
Voor gebruikers van de MiniMed 780G-pomp biedt Medtronic ook een WeCare-portaal en -app. Door registratie krijgen gebruikers toegang tot de 24/7 klantenservice en online diensten van Medtronic, waaronder de mogelijkheid om vervanging aan te vragen voor defecte sensoren.
Door deze aanvullende tips en trucs toe te passen, krijg je het vertrouwen om een succesvolle reis met de Simplera sensoren te hebben. Omarm deze nuttige tips om het potentieel van je Simplera sensoren te maximaliseren en een positieve ervaring te garanderen.
1.9.3 Sensor starten - 4 min
Welkom bij deze les over het opstarten van de Simplera sensor met de MiniMed 780G insulinepomp.
Houd er rekening mee dat je MiniMed 780G-pomp mogelijk een update naar de nieuwste softwareversie nodig heeft om verbinding te maken met de Simplera Sync-sensor. Als je pomp op een oudere softwareversie draait, moet je deze bijwerken met behulp van de MiniMed Mobile-app op een compatibele smartphone.
Om de Simplera Sync sensor aan te sluiten op de MiniMed 780G-insulinepomp, volgt u deze stappen:
- Open het pompmenu en kies "Gekoppelde apparaten".
- Kies "Een nieuw apparaat koppelen" en vervolgens "Nieuwe sensor".
- De pomp zoekt naar apparaten in de buurt via Bluetooth en zou de Simplera Sync sensor moeten detecteren.
- Zoek de CGM met het juiste serienummer en selecteer deze om je Simplera Sync sensor te koppelen.
- Als het serienummer niet verschijnt, druk dan op "Opnieuw zoeken".
- Eenmaal gedetecteerd, bevestig je de sensorcode om de verbinding te voltooien.
Als u uw sensor niet binnen 20 minuten na het openen van de inbrenger koppelt met de pomp, moet u de sensorcode handmatig invoeren.
Nadat u uw nieuwe sensor hebt aangesloten, toont de pomp de resterende opwarmtijd van de sensor sinds je de sensor hebt geplaatst. De opwarmtijd van de sensor bedraagt 2 uur, maar gaat in op het moment dat je de sensor daadwerkelijk plaatst, dus als je de sensor 2 uur voordat je deze aan de pomp koppelt plaatst, kun je de gegevens van je glucosesensor direct zien.
Zodra de sensor zijn opwarmperiode heeft voltooid, kun je je sensorglucosewaarden bekijken op het beginscherm van je MiniMed 780G-pomp en op de sensorgrafiek. Als je de MiniMed Mobile-app downloadt op je compatibele mobiele telefoon, kun je daar ook je sensorglucosewaarden volgen. Je vindt een lijst met compatibele telefoons op de website van Medtronic.
Do's & don'ts
Als de sensor op het lichaam zit, is hij beschermd tegen voortdurende onderdompeling in water tot een diepte van 2,4 meter (8 voet) gedurende maximaal 30 minuten. Het is belangrijk om dit in gedachten te houden en te voorkomen dat u gaat zwemmen op een diepte van meer dan 2,4 meter of dat u langer dan 30 minuten in bad zit terwijl u de sensor draagt.
Als je Paracetamol neemt voor de pijn of koorts, kan dit interfereren met de accuraatheid van je Simplera sensor en leiden tot vals hoge waarden. Zeker bij gebruik van hoge dosissen Paracetamol, doe je best een extra vingerprik controle om deze vals hoge waarden uit te sluiten, zekers als je sensor een waarde toont die niet overeenkomt met je gevoel.
Ook de inname van hydroxyurea of Hydrea kan leiden tot vals hoge waarden van de Simplera sensor, doch dit medicament wordt niet vaak gebruikt.
Door deze richtlijnen te volgen en het gedrag van de sensor en zender te begrijpen, kun je het Simplera systeem effectief gebruiken en de functies optimaal benutten.
1.9.4 Alarmen instellen - 4 min - optioneel
Welkom bij deze les over het instellen van alarmen met de Simplera sensor.
In deze sessie nemen we de beschikbare alarmopties met je door en laten we je zien hoe je ze instelt via je MiniMed 780G insulinepomp. Laten we beginnen!
4.1 Beschikbare alarmen
De Simplera sensor biedt een breed scala aan alarmopties om je op de hoogte te houden van specifieke glucoseniveaus en sensorgerelateerde problemen.
- Je kunt alarmen instellen voor lage glucosewaarden, hoge glucosewaarden en stijgende of dalende glucosewaarden.
- Daarnaast zijn er voorspellende lage en hoge alarmen die geactiveerd worden wanneer het systeem voorziet dat je glucose de door de gebruiker ingestelde drempelwaarde bereikt, tot 60 minuten van tevoren.
Alle waarschuwingen zijn optioneel, behalve het Urgent Laag-alarm dat afgaat als de sensorglucosewaarde op of onder 54 mg/dl of 3,0 mmol/l ligt.
Het systeem heeft een instelbare sluimerfunctie, waardoor herinneringen voor constant hoge of lage glucosewaarden mogelijk zijn.
Daarnaast biedt het systeem flexibiliteit bij het instellen van een waarschuwingsschema, zodat je waarschuwingen kunt aanpassen op basis van specifieke tijdsblokken die passen bij je individuele behoeften. Er is ook een optie om alle waarschuwingen voor een specifieke tijdsduur uit te schakelen.
Om alarmen te ontvangen, moet je MiniMed 780G-pomp zich binnen 1,8 meter van de sensor bevinden. Deze nabijheid zorgt voor tijdige waarschuwingen en naadloze bewaking van je glucosewaarden.
4.2 Alarmsignalen instellen op de MiniMed 780G-pomp
Om alarmen in te stellen op je pomp, navigeer je naar de sectie alarmen in het instellingenmenu. Onder de hoge instellingen kun je alarmen configureren voor hoge glucoseniveaus of stijgende glucosetrends binnen specifieke tijdsblokken. Tijdens de eerste instelling worden hoge alarmen meestal uitgeschakeld. In de lage instelling kun je alarmen instellen voor lage glucosewaarden of dalende glucosetrends binnen specifieke tijdsblokken. Gewoonlijk wordt de ondergrens ingesteld op 70 mg/dL (3,9 mmol/L). In de alarminstellingen kun je ook de snoozefunctie instellen, die bepaalt hoe lang het alarm wordt herhaald. De standaard snoozetijd is 1 uur voor hoge alarmen en 20 minuten voor lage alarmen.
Met de audio-opties op je pomp kun je ook kiezen voor Waarschuwingsonderdrukking, waardoor alle ingevoerde sensoralarmen tijdelijk worden uitgeschakeld voor maximaal 24 uur. Als je de Minimed Mobile-app gebruikt in combinatie met je MiniMed 780G-insulinepomp, kun je je waarschuwingen aanpassen via de sectie Meldingen in het menu. Houd er echter rekening mee dat de MiniMed 780G 3 waarschuwingen heeft die niet kunnen worden uitgeschakeld. De verplichte waarschuwingen op de Minimed 780G zijn:
- het Urgent Laag-alarm, wanneer je sensorglucose lager is dan 54 mg/dl of 3,0 mmol/l,
- het Hoog alarm, wanneer je sensorglucose langer dan 3 uur hoger is dan 250 mg/dl of 13,8 mmol/l,
- en het SmartGuard-exit-alert, wanneer de pomp de SmartGuard-functie verlaat.
Door deze alarminstellingen effectief te gebruiken, kun je op de hoogte blijven en je glucosewaarden proactief beheren met de Simplera sensor. Blijf waakzaam bij het beheren van alarmen en zorg ervoor dat je de instellingen gebruikt die het beste bij je behoeften passen. Met deze proactieve benadering kun je effectief reageren op veranderende glucosewaarden.
1.9.5 Gegevens delen - 3 min - optioneel
Welkom bij deze les over het delen van gegevens met de Simplera sensor.
In deze video bekijken we hoe je gegevens kunt delen met je zorgverlener, rapporten kunt genereren en gegevens kunt delen met familieleden of verzorgers.
5.1 Gegevens delen met je zorgverlener
Om je gegevens te delen met je zorgverlener, biedt Medtronic het CareLink platform. Als gebruiker of familielid kun je een CareLink Personal-account aanmaken op carelink.minimed.com.
Als je de MiniMed Mobile app gebruikt, worden deze tijdens de eerste installatie gekoppeld aan je persoonlijke CareLink-account. Als je persoonlijke CareLink-account gekoppeld is aan het account van je ziekenhuis, kan je zorgverlener je gegevens in real-time bekijken.
5.2 Rapporten genereren
Nadat je gegevens naar CareLink zijn geüpload, kun je rapporten genereren door de optie glucoserapporten te selecteren. Het aanmaken en interpreteren van rapporten wordt in detail uitgelegd in de video over rapporten van het MiniMed 780G closed-loop-systee.
5.3 Gegevens delen met dierbaren
Om Simplera-gegevens te delen met familieleden of zorgverleners, heb je twee opties.
- Ten eerste kun je CareLink-gegevens op je pc bekijken door als zorgpartner een CareLink Personal-account aan te maken. Je moet toegang vragen tot de CareLink-gegevens van de gebruiker die je wilt volgen door zijn of haar gebruikersnaam in te voeren. De gebruiker kan je vervolgens goedkeuren als zorgverlener via hun eigen CareLink-platform.
- Als je de MiniMed Mobile app gebruikt, kun je uw gegevens ook delen met maximaal 5 zorgpartners via de CareLink Connect app. Om te beginnen moeten zorgpartners de CareLink Connect app downloaden op hun compatibele mobiele telefoon. Vervolgens moeten ze een zorgpartneraccount aanmaken en een volgverzoek sturen door de gebruikersnaam in te voeren van de patiënt die ze willen volgen. De patiënt moet dit verzoek accepteren via zijn MiniMed Mobile of Simplera app, of rechtstreeks via zijn CareLink-account op een computer.
Het omarmen van deze functies voor delen verbetert de samenwerking, veerkracht en geïnformeerde besluitvorming voor een mondigere reis naar een betere gezondheid.
1.9.6 Verbinden aan smartwatch - 5 min - optioneel
Welkom bij deze les over het verbinden van je Simplera sensor aan een smartwatch.
Als je de MiniMed Mobile-app gebruikt die is aangesloten op je MiniMed 780G-insulinepomp, kun je pop-upalarmen inschakelen op je compatibele telefoon en smartphonehorloge, waardoor je snel toegang krijgt tot cruciale informatie.
Dit hoofdstuk gaat in op het verbinden van je Simplera sensor met populaire smartwatches zoals Garmin, Samsung Galaxy en Apple Watch.
Apple Watch-integratie is beschikbaar als je de MiniMed Mobile app of Simplera app downloadt op je iPhone. Voor Android-horloges is voor connectiviteit echter het gebruik van een app van derden nodig, zoals xDrip+. Houd er rekening mee dat xDrip+ niet wordt ondersteund door Medtronic en geen goedkeuring heeft van regelgevende instanties zoals de FDA of EMA, waardoor het gebruik ervan inherente risico's met zich meebrengt die voorzichtig moeten worden benaderd.
#1 Garmin smartwatches
Download voor Garmin smartwatches de xDrip+ app van github.com/nightscoutfoundation/xdrip. Ga naar de instellingen van de xDrip+ app en stel de gegevensbron in op Companion app. Hierdoor kan xDrip+ sensorgegevens ontvangen van de Simplera app en MiniMed Mobile app. Pas ook in de instellingen de inter-app instellingen aan, zoals hier getoond, om de xDrip data naar je verbonden Wear OS smartwatch te sturen. Ga dan naar de Connect IQ store app op je telefoon, download de xDrip+/Spike/Nightscout Watch Face, en stel xDrip in als je companion app. Op je horloge kun je nu de xDrip+/Spike/Nightscout watch face kiezen om je real-time Simplera data op je Garmin smartwatch te zien.
Als je een Garmin Edge fietscomputer hebt, kun je de xDrip+/Spike/Nightscout Data Field functie gebruiken om Simplera gegevens daarop weer te geven.
#2 Samsung Galaxy smartwatch
Voor Samsung Galaxy smartwatches volg je dezelfde stappen door de xDrip+ app te downloaden en de gegevensbron in te stellen op "Companion App" in de instellingen. Pas de instellingen van de xDrip+ app aan om gegevens naar de G-Watch App te sturen door de Smartwatch en Inter-app instellingen aan te vinken. Installeer vervolgens de G-Watch Wear app op je telefoon en stel xDrip in als je companion app. Kies ten slotte de juiste wijzerplaat op je Galaxy horloge en pas de wijzerplaat en waarschuwingen op je horloge aan, aan je eigen voorkeur.
Houd er rekening mee dat het gebruik van open-source apps risico's met zich meebrengt en niet wordt ondersteund door Medtronic of goedgekeurd door regelgevende instanties. We verstrekken deze informatie op transparante wijze, maar we raden niet aan om deze praktijk te gebruiken zonder de risico's volledig te kennen.
#3 Apple Watch
Als laatste, voor Apple Watch, zorg ervoor dat je de laatste versie van de Simplera en MiniMed Mobile app op je iPhone hebt en installeer de Simplera of MiniMed app op je Apple Watch. Open de MiniMed-app op je Apple Watch om je glycemie binnen je SmartGuard-schild te bekijken. Als je naar links veegt, worden je sensorgrafiek en Tijd binnen bereik weergegeven.
Om gemakkelijker toegang te hebben tot je glucosegegevens, kun je je sensorglucose en SmartGuard-schild integreren als een complicatie op compatibele wijzerplaten. Deze wijzerplaten zijn Portrait, Nike (hybride), Breathe, Utility, Simple, Photos, Motion, Gradient, XL en Astronomy. Als je op de complicatie klikt, krijg je toegang tot de volledige MiniMed Watch-app.
Onthoud dat de installatiestappen kunnen variëren afhankelijk van je telefoon en smartwatch, maar je kunt gedetailleerde handleidingen vinden in de meegeleverde downloads, waardoor het eenvoudiger wordt om de installatie uit te voeren met de apparaten bij de hand.
Hoewel het gebruik van open-source apps risico's met zich meebrengt, bieden we transparantie over alle beschikbare opties. Omarm de kracht van aanpassingsvermogen en stel jezelf in staat om je diabetesmanagementstrategie te optimaliseren met deze innovatieve verbindingen.
1.1.3 Betrouwbaarheid van glucosesensoren - 10 min - optioneel
In dit segment gaan we dieper in op de betrouwbaarheid van glucosesensoren. We ontleden de nauwkeurigheid van sensoren, de interpretatie van trendpijlen op basis van de vertragingstijd, gevallen waarin een vingerprik nodig is, aanbevelingen voor sensorkalibratie, storende stoffen en wat extra tips en trucs.
3.1 Nauwkeurigheid van glucosesensoren
De betrouwbaarheid van glucosesensoren is in de loop der tijd aanzienlijk verbeterd, waarbij hun Mean Absolute Relative Difference (MARD) consistent onder of rond de 10% scoort. Er wordt veel gediscussieerd over de MARD als nauwkeurigheidsparameter, maar sensoren met een MARD van 10% of minder worden over het algemeen geaccepteerd als voldoende nauwkeurig voor het doseren van insuline zonder dat er extra vingerprikcontroles nodig zijn.
Het gebruik in ziekenhuizen en de nauwkeurigheid van deze sensoren tijdens specifieke situaties zoals dialyse blijven onderwerp van voortdurende discussie. In ziekenhuizen zijn sensoren meestal toegestaan, maar ze worden regelmatig gecontroleerd met een vingerprik. Vingerprikken wordt ook aangeraden in geval van hypoglykemie in het ziekenhuis en na behandeling van hypoglykemie met glucose.
Het is belangrijk om in gedachten te houden dat de sensoren de eerste 24 uur minder nauwkeurig kunnen zijn. Wees dus voorzichtig met het nemen van insuline of het consumeren van suikers op basis van je sensormetingen gedurende deze periode.
3.2 Lagtime en trendpijlen
Glucosesensoren meten glucoseniveaus in de interstitiële vloeistof in het vetweefsel onder de huid. Er is meestal een vertraging, bekend als 'lagtime', tussen veranderingen in de bloedglucose en de detectie van deze veranderingen door de sensor. Over het algemeen varieert de vertragingstijd van 5 tot 10 minuten, maar deze kan oplopen tot 15 tot 20 minuten in tijden van snelle glucoseveranderingen.
Deze vertragingstijd speelt een cruciale rol bij de manier waarop we trendpijlen interpreteren. Het interpreteren van de trendpijlen op uw glucosesensor is van cruciaal belang bij diabetesbeheer. De specifieke details verschillen per systeem, maar meestal geeft een pijl met een rechte opwaartse of neerwaartse lijn aan dat het glucoseniveau van de sensor ongeveer 2 mg/dl per minuut of 0,11 mmol/l per minuut stijgt of daalt. Er bestaan talloze richtlijnen voor het aanpassen van insuline op basis van deze metingen. Maar, één belangrijke vuistregel is dat bij een pijl die recht omhoog of omlaag gaat, de werkelijke glucosespiegel al ongeveer 30 milligram per deciliter of 1,6 millimol per liter hoger of lager kan zijn, rekening houdend met de vertragingstijd.
Dit begrijpen is essentieel om overcorrectie te voorkomen in gevallen van hypoglykemie en hyperglykemie.
- Als je bijvoorbeeld suiker consumeert als gevolg van hypoglykemie, kan het tot 20 minuten duren voordat de sensor de stijgende glucosespiegel weergeeft. Als je niet zeker weet of je meer suiker nodig hebt, is het aan te raden om een vingerprik te doen in plaats van alleen af te gaan op de sensorwaarden.
- Ook bij hyperglykemie na een insuline-injectie is het mogelijk dat je glucosespiegel al daalt, ook al is dat nog niet zichtbaar op de sensor. Als de trendpijl een dalende trend laat zien, is het over het algemeen het beste om verdere insuline-injectie te vermijden. In geval van onzekerheid wordt het uitvoeren van een vingerprik aanbevolen.
3.3 Situaties die traditionele vingerprikken vereisen
Ondanks de algemene betrouwbaarheid en het gemak van glucosesensoren, is het in bepaalde situaties nog steeds nodig om traditionele vingerprikken te gebruiken om de bloedglucosewaarden te bevestigen.
- Als uw lichamelijke symptomen bijvoorbeeld niet lijken overeen te komen met de meetwaarden van uw sensor, bijvoorbeeld een hypoglykemiewaarschuwing zonder symptomen van lage bloedglucose, is het cruciaal om een vingerprik uit te voeren om duidelijkheid te krijgen.
- Hetzelfde geldt als je sensor geen glucosewaarde of trendpijl geeft.
De vuistregel die u hier moet onthouden is: "haal uw meter tevoorschijn bij twijfel".
3.4 Vingerprikken om de nauwkeurigheid van de sensor en de kalibratie te valideren
Als u een discrepantie opmerkt tussen de sensorglucosewaarde en uw vingerprikwaarde, is het belangrijk om een aantal factoren in overweging te nemen voordat u concludeert dat de sensor niet goed werkt. Hier zijn enkele aanbevelingen om in gedachten te houden:
- Doe geen nauwkeurigheidscontrole op de eerste dag dat je een nieuwe sensor hebt ingebracht. In de regel zullen alle sensoren de eerste dag een lagere nauwkeurigheid vertonen, daarom moet de verificatie met een vingerprik sneller worden uitgevoerd.
- In plaats van af te gaan op één enkele meting, is het raadzaam om de nauwkeurigheid van uw sensor meerdere keren te controleren voordat u concludeert dat hij niet goed werkt.
- Kies voor een tijdstip waarop uw glucosewaarden gedurende 30 minuten stabiel zijn (aangegeven door een vlakke pijl op uw sensor) en ook binnen bereik liggen, dat wil zeggen tussen 70-180 mg/dl of 3,9-10 mmol/l.
- Was je handen voordat je een vingerprik uitvoert.
Als uw sensor voortdurend meer dan 20% verschiltoont ten opzichte van de vingerprikmetingen onder stabiele omstandigheden en glucosewaarden met een streefbereik, overweeg dan om de sensor te kalibreren als deze deze functie ondersteunt, of om de sensor te vervangen door een nieuwe. Als u contact opneemt, zullen de meeste bedrijven doorgaans gratis een vervangende sensor leveren.
3.5 Interfererende stoffen
Het is belangrijk om te weten dat sensoren beïnvloed kunnen worden door bepaalde storende stoffen. Dit is afhankelijk van de sensor die u gebruikt.
Hoewel dit normaal gesproken weinig voorkomende stoffen zijn, kunnen bij bepaalde sensoren zelfs veelvoorkomende stoffen zoals paracetamol de sensormetingen verstoren.
3.6 Do’s en dont’s
- Veel mensen die voor het eerst een sensor gebruiken, schrikken van de pieken in de sensorglucose na een maaltijd. Ze zouden geneigd kunnen zijn om onmiddellijk een corrigerende bolus insuline toe te dienen. Het is echter cruciaal om te onthouden dat er na de maaltijd nog steeds actieve insuline in het lichaam werkzaam is, en het te snel toedienen van extra insuline kan resulteren in insulinestapeling - een ongewenste scenario die kan leiden tot ernstige hypoglykemie.
- Een veel voorkomende verrassing voor veel mensen is het significante verschil tussen sensorwaarden en waarden verkregen via een vingerprik. Het is belangrijk om te begrijpen dat de nauwkeurigheid van een sensor het best kan worden beoordeeld op momenten dat de sensorglucosewaarden stabiel en binnen het doelbereik zijn. Er zijn verschillende controles nodig voordat u kunt concluderen dat een sensor niet goed werkt.
- De meeste sensoren worden in de fabriek gekalibreerd, maar ze hebben een opwarmperiode van 30 minuten tot 2 uur nodig voordat ze glucosewaarden gaan weergeven. Als er tijdens deze opwarmperiode significante schommelingen in de sensorglucosewaarden optreden, kunnen de gegevens van de sensor fouten bevatten. Daarom is het verstandig om uw sensor te vervangen op een moment dat u stabiele bloedglucosewaarden verwacht - niet direct voor of na een maaltijd.
Hoewel glucosesensoren betrouwbaar zijn voor het doseren van insuline, kan het enige tijd duren voordat mensen volledig vertrouwen hebben in de sensorwaarden. Het is belangrijk om te erkennen dat alle technologie storingen kan vertonen en dat glucosesensoren over het algemeen minder nauwkeurig zijn dan vingerprikken. Als de meting van uw sensor niet overeenkomt met hoe u zich voelt, controleer uw glucosespiegel dan altijd met een controlevingerprik. Als u deze richtlijnen volgt, kunnen glucosesensoren een betrouwbaar hulpmiddel zijn voor het doseren van insuline en het beheer van diabetes aanzienlijk vergemakkelijken.
1.1.4 Beheer van sensorlocaties - 10 min - optioneel
Welkom bij deze video over effectief locatiebeheer.
In dit segment gaan we dieper in op enkele nuttige tips over het plaatsen van sensoren, het verwijderen van sensoren, sensorallergie en geven we een lijst met do's en don'ts voor sensoronderhoud.
4.1 Optimaal sensorplaatsbeheer
De nauwkeurigheid van sensormetingen kan aanzienlijk afhangen van waar ze geplaatst worden:
- De optimale resultaten worden bereikt als de sensoren op de goedgekeurde plaats geplaatst worden. Dit is meestal de bovenarm, en in sommige gevallen de buik of billen.
- Vermijd herhaald gebruik van dezelfde sensorplaats om plaatselijke huidontsteking te voorkomen. Verander de sensorlocatie bij elke nieuwe sensor.
- Plaats de sensor niet onder een riem, tailleband, veiligheidsgordel, in de buurt van botten, de navel, geïrriteerde huid, littekens, tatoeages of gebieden met lipodystrofie.
- Wees op uw hoede voor plaatsen waar u tijdens het slapen tegenaan kunt stoten, op kunt duwen of op kunt liggen. Druk op de sensor tijdens het slapen kan compressie veroorzaken, wat kan leiden tot onjuiste lage meetwaarden.
4.2 Een lange levensduur van de sensor garanderen
Probeer de volgende tips om ervoor te zorgen dat je sensor beter blijft zitten:
- Reinig en droog de huid grondig. Scheren en wassen met water en zeep kan oliën verwijderen die een goede hechting verhinderen. Laat het gebied aan de lucht drogen voordat je de sensor aanbrengt.
- Gebruik geen zonnebrandcrème of insectenspray rond de sensorlocatie.
- Voor een betere hechting van de sensor kan het nuttig zijn om de huid te desinfecteren voordat u de sensor plaatst. Wacht tot de huid droog is voordat u de sensor plaatst. Als de huid nog vochtig is van het alcoholdoekje, hecht de sensor mogelijk niet goed. Het is vermeldenswaard dat het gebruik van alcogel voor desinfectie niet wordt aanbevolen omdat het de nauwkeurigheid van de sensormetingen kan beïnvloeden en waarden kan doen afwijken.
- Overweeg om in de zomer eerst deodorant aan te brengen om plaatselijk zweten te minimaliseren.
- Sommige mensen vinden het nuttig om extra lijm zoals Skintac of Conveenprep te gebruiken. Laat de lijm volledig drogen voordat je de sensor plaatst. Aan de andere kant kunnen sommige mensen allergisch reageren op Skintac, en dit wordt soms ten onrechte in verband gebracht met een allergie voor de sensor zelf in plaats van de doekjes.
- Zorg ervoor dat u na het plaatsen van de sensor de lijm goed op de huid wrijft om de hechting te verbeteren.
- Dexcom- en Guardian-sensoren worden meestal geleverd met gratis overtape in de verpakking. Voor FreeStyle Libre- en Simplera-sensoren is meestal geen extra overtape nodig.
- Verschillende bedrijven bieden overtape met aangepaste maten, schattige ontwerpen en hoogwaardige materialen. Soms wordt echter aangeraden om de zender niet te bedekken om mogelijke interferentie met de Bluetooth-connectiviteit te voorkomen.
- Als je een klein stukje weefsel tussen de sensor en de overtape legt, kun je de overtape gemakkelijk vervangen zonder dat je de sensor zelf hoeft te vervangen. Deze methode kan gemak en flexibiliteit bieden bij het behouden van de hechting van de sensor.
- Als de kant van de overtape loslaat, kun je medische tape gebruiken om hem op zijn plaats te houden.
- Daarnaast zijn er sensorhouders verkrijgbaar die de sensor goed op zijn plaats houden tijdens de dagelijkse activiteiten.
4.3 Voorzichtige verwijdering van de sensor
Sommige gebruikers vinden dat hun sensoren te stevig vastzitten. Hier volgen enkele tips voor het verwijderen van de sensor:
- Verwijder de sensor langzaam en houd hem zoveel mogelijk parallel aan de huid.
- U kunt een medisch oplosmiddel of watten gedrenkt in babyolie rond de sensor gebruiken. Dit kan helpen om de sensor gemakkelijker te verwijderen.
- Vermijd het verwijderen van de sensor na het douchen. Warmte en vochtigheid versterken de kleverigheid van de lijm, waardoor deze moeilijker te verwijderen is.
- Lijmresten kunnen worden verwijderd met speciale producten zoals Remove wipes, Tacaway of Limisan pleisterverwijderaar. Babyolie of massageolie kan ook worden gebruikt.
4.4 Omgaan met sensorallergieën
Tot een derde van de sensorgebruikers kan een of andere vorm van huidreactie ervaren. Het is cruciaal om naar deze reacties te vragen en de juiste tips te geven voor een optimaal gebruik van de sensor. Hier volgen enkele aanbevelingen:
- Reinig huid grondig: Voordat je de sensor inbrengt, moet je ervoor zorgen dat de huid goed gereinigd is. Als je gevoelig bent voor irritatie, is het aan te raden om alcoholdoekjes te vermijden omdat deze de reactie kunnen verergeren. In plaats daarvan kunt u overwegen om barrièredoekjes of spray te gebruiken en deze voldoende te laten drogen voordat u de sensor plaatst.
- Overweeg corticoïdspray voor het inbrengen: Als de huidreacties aanhouden, kunt u proberen cortison neusspray te gebruiken voor het inbrengen van de sensor. Laat deze middelen goed drogen voordat u de sensor op de huid plaatst.
- Onderzoek alternatieve pleisters: Allergieën worden vaak veroorzaakt door de zelfklevende pleisters die bij de sensor worden gebruikt. Als je last hebt van voortdurende irritatie, kan het nuttig zijn om over te stappen op een ander type pleister. Experimenteren met alternatieve opties kan helpen om een patch te vinden die beter bij je huid past.
- Gebruik cortisonzalf bij irritatie: In gevallen waar irritatie optreedt, kan het aanbrengen van cortisonzalf helpen om de genezing van de huid te versnellen.
- Overweeg ten slotte om na het verwijderen van de sensor een vetrijke crème op de sensorplaatsen aan te brengen, zodat de huid sneller kan genezen. Een droge huid is vatbaarder voor irritatie.
4.5 Contactirritatie versus contactallergie
Bij allergieën is het belangrijk om de ernst van de reactie te beoordelen en eventuele zichtbare uitslag te onderzoeken. Hoewel het in de meeste gevallen om contactirritatie gaat, kan een klein percentage van de sensorgebruikers een contactallergie ervaren. In zulke gevallen is het cruciaal om het allergeen te vermijden om verdere complicaties te voorkomen.
- Contactallergie is een overgevoeligheidsreactie van het immuunsysteem die wordt uitgelokt door een zelfklevende component. Het uit zich als een vertraagde allergische reactie die weken, maanden of jaren na het eerste contact optreedt. Latere blootstellingen leiden tot een onmiddellijke reactie binnen 1 tot 2 uur, die met elke keer erger wordt. De symptomen omvatten intense jeuk, blaasjes, papels, huidzwelling en druipend vocht. De reactie kan zich uitstrekken tot buiten het blootgestelde gebied.
- Contactirritatie daarentegen is het gevolg van een niet-immuun gemedieerde ontsteking door directe huidbeschadiging veroorzaakt door chemische of mechanische factoren. Hitte, vochtigheid en duur van de blootstelling kunnen de symptomen verergeren, waaronder meestal een branderig gevoel, roodheid, afschilfering en korstvorming.
- Het kan lastig zijn om contactallergie en irritatie van elkaar te onderscheiden, maar ze kunnen ook samen voorkomen. Huidbeschadiging door irritatie kan de blootstelling aan antigenen verhogen, wat een allergische reactie kan uitlokken. In dergelijke gevallen is het raadzaam om een gespecialiseerde dermatoloog te raadplegen voor verdere evaluatie en begeleiding. Zij kunnen deskundig inzicht geven en helpen bij het bepalen van de juiste handelwijze.
- Het uitvoeren van een patchtest kan helpen om onderscheid te maken tussen de twee aandoeningen.
4.6 Do’s & don’ts
- Als je aanhoudend ongemak ervaart na het inbrengen van een sensor, kan de sensor in contact zijn gekomen met een zenuw of spier. Het is het beste om de sensor te verwijderen en een nieuwe in te brengen.
- Bij het inbrengen van een sensor wordt aangeraden niet te hard op de inbrenghuls te drukken om bloeden te voorkomen. De sensordraad mag niet in een bloedvat worden gestoken, dus als de sensorplaats hevig bloedt, is het aangewezen om de sensor te vervangen en dit te melden bij het bedrijf voor een gratis vervangende sensor. Als het slechts een kleine bloeding is, kunt u proberen de sensor te houden.
- Als zich herhaaldelijk sensorfouten voordoen, probeer dan een andere plaats op het lichaam te kiezen om uw sensor in te stellen.
- De Bluetooth-verbinding kan worden verstoord door andere Bluetooth-apparaten in de buurt, zoals bloedglucosemeters, headsets, tablets of keukenapparaten zoals magnetrons of keramische kookplaten. In dit geval geeft uw ontvanger geen sensorglucosewaarden weer. Wanneer de bluetooth-verbinding weer stabiel is, worden de gegevens weer aangevuld.
Gewapend met deze waardevolle informatie bent u nu in staat om veelvoorkomende problemen met sensoren op te lossen, waaronder optimale plaatsing van de sensor, veilige verwijdering, loszittende sensoren en het omgaan met allergieën. Met deze kennis kunt u de kracht van glucosesensoren gebruiken om diabetes effectief te beheren en uw gezondheid onder controle te houden.
Minimed 780G (25 min)
2.2.2 Onderdelen van de pomp - 6 min
Laten we beginnen met onszelf vertrouwd te maken met de onderdelen en knoppen op de pomp. De voorkant van de pomp heeft een kleurenscherm dat je kunt bedienen met de knoppen eronder. Rechtsboven vind je de aan/uit-knop en linksboven de terug-knop. De middelste knop, met een kleine cirkel, dient als een selectieknop of OK-knop en met de pijlen eromheen kun je gemakkelijk door het menu navigeren.
De MiniMed 780G-pomp werkt op één AA-batterij, die zich in het batterijvak aan de rechterkant bevindt. Aan de linkerkant vind je het insulinereservoir, dat via een katheteren infusiesetop je lichaam wordt aangesloten. Op de achterkant van de pomp staat het serienummer en er is ook ruimte om een pompklip te bevestigen.
2.2 Batterij vervangen
Voor een goede werking is het aan te raden om de AA-batterij elke 1-2 weken te vervangen. Alkalinebatterijen werken prima. Om de batterij te vervangen, draai je het batterijdeksel open met een cent of de pompklip. Let er bij het plaatsen van de nieuwe batterij op dat de gleuf van het batterijdeksel horizontaal blijft. Overweeg om het batterijdeksel één keer per jaar te vervangen om de waterdichte afdichting te behouden, vooral als je de pompvaak in natte omstandigheden gebruikt.
2.3 De pomp ontgrendelen
Nu gaan we verder met het ontgrendelen van de pomp. Als je op een willekeurige knop drukt, wordt de pomp ingeschakeld en kom je op het beginscherm.
2.4 Beginscherm en pompmenu
Op het beginscherm zie je de meest recente glucosemeting in het midden, samen met pictogrammen die de status van de batterij, het reservoir en de sensorverbinding aangeven. De hoeveelheid actieve insuline wordt onderaan weergegeven. Door de pijl rechts te selecteren, krijg je toegang tot je Time In Range, dit is de tijd dat je bloedsuiker tussen de 70 en 180 milligram per deciliter of 3,9 en 10 millimol per liter is. Meer details kun je opvragen met de pijl omlaag. Houd er rekening mee dat de genoemde Time In Range alleen betrekking heeft op de laatste 24 uur. Helaas toont de MiniMed-pomp op dit moment geen gemiddelde waarden voor langere periodes, zoals weken.
Als SmartGuard geactiveerd is, verschijnt er een blauw schildpictogram op het startscherm.
Als je sensor gekoppeld is, ga je naar de weergave van de sensorgrafiek door op de knop voor de sensorgrafiek te drukken. Door op de pijl bovenaan te drukken, kun je het tijdsbestek uitbreiden, om meer uren te bekijken. Hier kun je ook de insulinetoediening door het SmartGuard-algoritme bekijken. De paarse balken vertegenwoordigen microbolussen basale insuline, en de blauwe balken geven autocorrectiebolussen aan, die later in deze module in detail worden besproken.
Door op de selectieknop te drukken, kom je in het menuscherm terecht. Vanaf hier heb je toegang tot verschillende opties, waaronder Geschiedenis & grafiek, SmartGuard, Geluid & trilling, Bloedglucose, Insuline, Reservoir & Set, Status, Gekoppelde apparaten en Instellingen.
Neem de tijd om het interne menu van de MiniMed 780G-pomp te verkennen, zodat je vertrouwd raakt met de verschillende functies. De pomp werkt ongeveer hetzelfde als een gsm en leid je intuïtief door de functies.
2.5 Do’s & don’ts
Laten we voordat we afsluiten een paar do's en don'ts doornemen:
- Je vindt een uitgebreid menuoverzicht in het downloadgedeelte, dat je kunt opslaan zodat je het gemakkelijk kunt raadplegen als je een bepaalde menuoptie zoekt.
- De pomp is tot 24 uur waterdicht, tot een maximale diepte van 3,6 meter.
- Zorg ervoor dat het batterijdeksel horizontaal is uitgelijnd om scheuren te voorkomen. Als je het batterijdeksel te vast aandraait, kunnen er barsten ontstaan.
- De MiniMed 780G-pomp is gevoelig voor barsten, vooral rond de pompklip. Controleer de achterkant van de pomp regelmatig op scheurtjes. Als je een barst ziet, werkt de pomp nog wel, maar is deze niet meer waterdicht. Neem in dergelijke gevallen contact op met Medtronic voor een nieuwe pomp.
- De pomp wordt geleverd met een gratis pompklip die gemakkelijk kan worden bevestigd. Om hem te verwijderen, druk je op de zijkanten aan de bovenkant.
- Overweeg daarnaast het gebruik van siliconen hoesjes of andere beschermende maatregelen voor de pomp. Medtronic biedt veel compatibele draagoplossingen en verschillende andere bedrijven bieden alternatieve opties.
- De MiniMed 780G-pomp past de tijd en datum niet automatisch aan. Dus als je wisselt tussen winter- en zomeruur, of als je naar een andere tijdzone reist, moet je zelf de tijd aanpassen. Je kunt dat doen via het instellingenmenu.
Zo, je weet nu hoe je de MiniMed 780G-pomp bedient en de batterij vervangt. In onze volgende video gaan we dieper in op het instellen van de insulineafgifte.
2.2.3 Insuline instellen en pomp gebruiken in manuele modus - 6 min
Welkom bij deze video over het instellen van de insulineafgifte met de MiniMed 780G-pomp.
In deze video behandelen we het instellen van de basale insulinesnelheid, het instellen van een tijdelijk basaal, en het toedienen van een bolus met of zonder de boluscalculator of bolus wizard.
3.1 Basale insulinesnelheid instellen
Laten we beginnen met het instellen van de basale insulinesnelheid. Om de basale insulinesnelheid aan te passen, navigeer je naar het pompmenu en kies je Insuline of Instellingen. Van daaruit kies je "Toedieningsinstellingen" en "Basaalpatroon instellen", om het patroon dat je wilt aanpassen te specificeren. Onder de opties kun je de uurblokken en insulinesnelheden bewerken. Begin altijd bij 0 uur en eindig bij 24 uur. Je kunt bijvoorbeeld een basale insulinesnelheidvan 0,9 eenheden per uur instellen van 0 tot 8 uur, 0,65 eenheden per uur van 8 tot 18 uur en 0,9 eenheden per uur tot middernacht. Sla de wijzigingen op zodra je de gewenste aanpassingen hebt gemaakt.
Om de basale insulinesnelheid te stoppen, ga naar het insulineflesje in het menu of gebruik de pijl omhoog voor snellere toegang. Kies "Stop alle toediening" om de insulinetoediening te stoppen en klik op ja om te bevestigen. Het beginscherm toont "toediening gestopt" en je ontvangt elke 15 minuten een herinnering. Om de insulinetoediening te hervatten, klik op de pijl omhoog, selecteer "Basaal hervatten" en bevestig om de insulinetoediening te hervatten.
3.2 Tijdelijk basaal
Wanneer je een tijdelijke basaal moet toedienen, selecteer dan het insulineflesje in het menu en selecteer "Basaal" gevolgd door "Tijdelijk basaal". Pas de duur en het percentage aan naar behoefte. Je kunt ook een specifieke basaalsnelheid kiezen. Zolang het tijdelijke basaal actief is, zie je een groene banner in het beginscherm, die de resterende duur aangeeft. Om een tijdelijk basaal te annuleren, keer je terug naar het insulineflesje in het menu, waar je de optie vindt om het tijdelijk basaal te annuleren. Dit proces is intuïtief en wijst zichzelf uit.
3.3 Een bolus toedienen
Vervolgens gaan we dieper in op het instellen van de boluscalculator, bij Medtronic bekend als de bolus wizard. Om deze te configureren, ga naar het menu en selecteer instellingen. Selecteer "toedieningsinstellingen" en vervolgens "boluswizard instellen". Selecteer "Bolus wizard" om de functie in te schakelen. Hier wordt getoond hoe je de benodigde parameters voor de bolus wizard instelt, namelijk de koolhydraatratio, de insulinegevoeligheid, de streefwaarde en de actieve insuline tijd.
Laten we het nu hebben over het geven van een bolus. We zullen twee methodes behandelen: een manuele bolus en een bolus met behulp van de bolus wizard.
- Voor een manuele bolus, ga naar het insulineflesje in het menu en selecteer de "bolus" optie of gebruik de pijl omlaag als snelkoppeling. De pijl omlaag dient als snelkoppeling naar het bolusscherm, waar je de gewenste hoeveelheid insuline kunt invoeren. Op deze manier kunje bijvoorbeeld een bolus van een halve eenheid toedienen.
- Om een maaltijdbolus toe te dienen met behulp van de boluswizard, selecteer je het insulineflesje, kies je "bolus toedienen" en activeer je de bolus wizard. De wizard houdt rekening met factoren zoals de bloedglucose, de koolhydraatinname en de actieve insuline om de aanbevolen bolushoeveelheid te berekenen. Voer de relevante informatie in en de wizard zal de voorgestelde insulinebolus tonen. Bevestig en dien de bolus toe volgens de instructies.
In de manuele modus van de MiniMed 780G-pomp kun je kiezen uit 3 types bolustoedieningen, waaronder normale bolus, Square Wave bolus en Dual Wave bolus. Square en Dual Wave bolussen kunnen alleen worden geprogrammeerd en toegediend wanneer de Dual/Square Wave functie is aangezet in de toedieningsinstellingen.
Gefeliciteerd! Je beschikt nu over de kennis om de insulinetoediening op de MiniMed 780G-pomp in te stellen en aan te passen. In onze volgende video begeleiden we je bij het verwisselen van het insulinereservoir en de infusieset.
2.2.4 Reservoir en infusieset vervangen - 7 min
Welkom bij deze les over het vervangen van het infusieset en het insulinereservoir van de MiniMed 780G-pomp.
In deze video behandelen we de verschillende opties voor infusiesets, stapsgewijze instructies voor het vervangen van het reservoir en het infusieset, en handige tips voor succes.
4.1 Verschillende infusiesets
Laten we beginnen met een introductie van de beschikbare infusiesets voor de MiniMed 780G-pomp, waaronder de Extended Wear, Mio Advance, Mio, Mio 30, Silhouette, Quickset en Sure-T infusiesets. Een gedetailleerd overzicht van deze infusiesets, inclusief lengtes van katheters, canules en vulvolumes, vind je onder deze video.
Laten we nu eens kijken hoe we het insulinereservoir en de infusieset van de MiniMed 780G-pomp kunnen vervangen. We laten dit zien met het Extended Wear-infusieset.
4.2 Benodigdheden
Vergeet niet je handen te wassen voordat je begint en verzamel alle benodigdheden voor de vervangingsprocedure. Dat zijn een Extended Wear-infusieset met het bijgeleverde applicator, een Extended Reservoir, wat alcoholdoekjes en je insuline op kamertemperatuur.
4.3 Reservoir vervangen
- Om het insulinereservoir te vervangen, open je het menu "Reservoir en Set" op je pomp en kies je voor "Nieuw reservoir".
- Verwijder het gebruikte infusieset door de lijm voorzichtig los te maken en van je lichaam af te trekken.
- Draai vervolgens de katheterconnector linksom om het reservoir los te maken van de pomp. Gooi hetgebruikte infusieset en het reservoir op de juiste manier weg.
- Draaivervolgens de aandrijfstang terugin je pomp.
- Zorg ervoor dat de insulineflacon op kamertemperatuur is en veeg de bovenkant af met een alcoholdoekje, zodat het kan drogen.
- Haal het nieuwe reservoir uit de verpakking en positioneer de zuiger volgens de gewenste insulinehoeveelheid. Houd het reservoir vast bij de blauwe overdrachtbeveiligingen sluit het aan op de insulineflacon door het naar beneden te drukken. Draai de ampul om en laat de duim los van de zuigerom het reservoir met insuline te vullen. Tik op het reservoir om eventuele luchtbellen te verwijderen.
- Om de katheterconnector te vullen, zorg je ervoor dat zowel de bovenkant van het reservoir als de binnenkant van de connector droog zijn. Sluit de katheterconnector aan op de bovenkant van het reservoir en draai hem rechtsom totdat hij vastklikt. Tik op het reservoir om luchtbellen te laten opstijgen en druk vervolgens op de stamper om de luchtbellen uit het reservoir in de katheter te laten stromen.
- Als het niet lukt om insuline in de katheter te duwen, koppel dan de katheterconnector los en sluit deze vervolgens weer aan.
- Schroef de zuiger linksom los tot hij volledig loskomt van het reservoir.
- Plaats het reservoir in de pomp en draai de katheterconnector met de klok mee totdat je voelt dat het reservoir vastklikt. De katheterconnector moet in lijn liggen met de groef in het batterijdeksel van je pomp.
- Nu moet je het reservoir in de pomp laden. Selecteer op je pomp "Volgende om naar het scherm Reservoir plaatsen te gaan. Met "Plaatsen" gemarkeerd houd je de selectieknop ingedrukt tot op het scherm "Voltooid" verschijnt. Wanneer je "Voltooid" en een geel vinkje op het scherm ziet, selecteer je "Volgende".
4.4 De kathetervullen
- Verwijder de dop van het infusieset en houd deze met het uiteinde naar beneden gericht.
- Vul de slang door op de vuloptie te drukken, zorg ervoor dat er geen lucht in de slang zit en dat er druppels insuline verschijnen aan het uiteinde van de naald. Volg de aanwijzingen van de pomp om verder te gaan.
4.5 Plaatsing infusieset
- Reinig de infusieplaats grondig met een alcoholdoekje en laat het aan de lucht drogen.
- Pak de applicator op en verwijder de papieren achterkant, maar zorg ervoor dat je de lijm niet aanraakt. Verwijder het afdekkapje door voorzichtig in de zijkanten te knijpen en het los te trekken van de applicator. Bewaar het afdekkapje voor later gebruik ter bescherming van de canulebehuizing.
- Strek de huid uit totdat deze glad is. Plaats de applicator op de plek die je hebt voorbereid.
- De pijlen geven de kant aan waar de katheter wordt aangesloten. Druk stevig op de bovenste knop om het infusieset in te brengen. Trek de applicator voorzichtig van je lichaam af. Druk de pleister aan op de huid. Houd de canulebehuizing stevig vast met je vinger en duw de katheterconnector recht in de canulebehuizing totdat je een klik hoort.
4.6 De canule vullen
- Nu de introductienaald verwijderd is, is de canule leeg en moet deze gevuld worden met insuline. Vul de canule met insuline met behulp van de pomp. Zowel de zes millimeter als de negen millimeter canule van de Extended Wear Infusieset, hebben 0,6 eenheden insuline nodig om te vullen. Hier zie je de vereiste vulvolumes van de andere infusiesets.
4.7 Do’s & don’ts
Laten we tot slot enkele belangrijke do's en don'ts bespreken:
- De goedgekeurde insuline in de MiniMed 780G-pomp is Novorapid, Humalog en Novolog. Het gebruik van Fiasp en Lyumjev is goedgekeurd in Europa.
- Vergeet niet dat je 2 uur na het plaatsen van een nieuw infusieset je bloedglucose moet controleren. Het controleren van je bloedglucose is de enige manier om te bevestigen dat je infusieset goed is geplaatst en dat je insuline krijgt toegediend.
- Als je gaat zwemmen of douchen, kun je je katheter loskoppelen van het infusieset en het bijgeleverde afdekkapje aanbrengen. Om opnieuw aan te sluiten, verwijder je gewoon het afdekkapje en klik je de katheter er weer op.
- Het extended wear infusieset en het extended reservoir kunnen beide maximaal zeven dagen gedragen worden. Het kan echter voorkomen dat je meer insuline nodig hebt dan het extended reservoir kan bevatten. In dat geval hoef je alleen het reservoir te vervangen, terwijl je hetzelfde infusieset behoudt.
- Gebruik altijd een Extended Reservoir met de Extended Wear Infusiesets. Als je een ander infusieset gebruikt, kun je de gewone reservoirs van Medtronic gebruiken.
- Momenteel is het mogelijk om met tussenpozen van 2 of 3 dagen een herinnering in te stellen voor het vervangen van het infusieset. Het instellen van een herinnering specifiek op 7 dagen voor de Extended Wear Infusieset is alleen beschikbaar met de nieuwste software-update.
In het zeldzame geval dat je problemen ondervindt tijdens het vervangingsproces, blijf dan kalm en volg de instructies van de pomp. Neem indien nodig contact op met het meegeleverde ondersteuningsnummer of raadpleeg gebruikersvideo's op platforms zoals YouTube voor extra begeleiding. Vergeet ook niet dat je contact kunt opnemen met je diabetesteam, dat ook een oproepdienst heeft voor medische ondersteuning.
Gefeliciteerd! Je hebt nu de kennis om vol vertrouwen het insulinereservoir en het infusieset van de MiniMed 780G-pomp te vervangen.
2.2.5 Pompalarmen - 4 min - optioneel
Welkom bij deze informatieve video over de alarmen en meldingen op de MiniMed 780G-pomp.
De MiniMed 780G-pomp maakt onderscheid tussen alarmen, waarschuwingen en meldingen. Als je een witte driehoek ziet in de rechterbenedenhoek van het scherm, druk dan op de selectieknop of de pijl omlaag. De melding blijft staan totdat je deze verwijdert, en soms kan het reageren op een melding een andere melding triggeren.
Het is cruciaal om op te letten en onmiddellijk te reageren op alle meldingen die op de pomp verschijnen. Laten we beginnen!
5.1 Alarmen
Een alarm geeft een situatie aan die onmiddellijke aandacht vereist, zoals een gestopte insulinetoediening of een hypoglycemie.
Tijdens een alarm worden een rood pictogram en instructies weergegeven op het pompscherm.
Het rode lampje knippert twee keer, gevolgd door een pauze, en herhaalt dit continu.
Afhankelijk van je instellingen geeft de pomp piepjes en/of trillingen in een patroon van drie pulsen, gevolgd door een pauze.
Om een alarm te wissen, druk je op de betreffende knop en selecteer je de juiste actie. Als je het alarm opheft, is het mogelijk dat het probleem is opgelost, maar als dat niet het geval is, blijft het alarm aan totdat het onderliggende probleem is opgelost. Als het alarm na 10 minuten nog steeds niet is verholpen, zal het escaleren naar een luide noodsirene.
5.2 Waarschuwingen
Waarschuwingen geven een situatie aan die aandacht vereist, maar zijn misschien niet zo dringend als een alarm.
Tijdens een waarschuwing worden een geel pictogram en instructies weergegeven op het pompscherm.
Het rode lampje knippert eenmaal, gevolgd door een pauze, en knippert dan nogmaals in een ononderbroken patroon.
En de pomp geeft piepjes en/of trillingen in een patroon van drie pulsen, gevolgd door een pauze, afhankelijk van je instellingen.
Om een waarschuwing te wissen, moet je op de betreffende knop drukken en de juiste keuze maken. De pomp piept met tussenpozen van 5 of 15 minuten (afhankelijk van de waarschuwing) totdat de waarschuwing is gewist. Sommige waarschuwingen kunnen na 10 minuten escaleren tot een luide noodsirene.
5.3 Meldingen
Meldingen geven informatie over de status van de pomp of vragen om jouw input.
Als er een melding verschijnt, worden een blauw pictogram en instructies weergegeven op het scherm van de pomp. Het rode lampje op de pomp knippert niet, maar de pomp geeft een enkele pieptoon en/of trilling, afhankelijk van je instellingen.
Om een melding te verwijderen, druk je op de aangewezen knop en maak je de nodige selectie.
5.4 Do’s & don’ts
- Als je niet zeker weet wat je moet doen, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing, neem contact op met de klantenservice voor advies of bespreek het met je diabetesteam.
- Een kritisch alarm waar je op moet letten is een kritieke pompfout. Als er een kritieke pompfout optreedt, krijg je een specifiek scherm te zien en wordt er een noodsirene geactiveerd. Koppel de pomp onmiddellijk los en gebruik hem niet meer. Neem contact op met het servicenummer van Medtronic voor assistentie.
- Als je de pomp tijdelijk niet moet gebruiken, bijvoorbeeld tijdens een defect, kun je de opslagmodus activeren. Je kunt dit doen door de batterij van de pomp te verwijderen en de pijl terug ingedrukt te houden totdat het scherm wordt uitgeschakeld.
- Medtronic biedt het WeCare-portaal en de WeCare-app die speciaal zijn ontworpen voor gebruikers van de MiniMed 780G-pomp. Door zich te registreren krijgen gebruikers toegang tot hun 24/7 klantenservice, online diensten en gepersonaliseerde ondersteuning voor diabetesmanagement. Het omvat vervanging van defecte sensoren en pompklips, inzicht in CareLink™-gegevens, meldingen van software-updates, een diabetescommunity en het StartRight-coachingprogramma voor de eerste 3 maanden van de behandeling.
Met de kennis van deze les kun je met een gerust hart de belangrijkste waarschuwingen en meldingen op je pomp aanpakken. Wees niet bezorgd als ze zich voordoen - raadpleeg gewoon de instructies op het scherm. Als je meer hulp nodig hebt, raadpleeg dan de gebruikershandleiding of neem contact op met de klantenservice of je diabetesteam. Veel succes op je reis!
2.2.6 Casus en virtuele pomp - 2 min - optioneel
Welkom bij deze laatste video over de MiniMed 780G insulinepomp, waarin we een casusverslag laten zien en ons onderdompelen in een virtuele pomp challenge.
In dit hoofdstuk willen we je graag laten kijken naar een video met Andrea, die al meer dan 19 jaar met type 1 diabetes leeft. Andrea demonstreert hoe ze haar insulinepomp verbergt onder verschillende outfits en laat verschillende creatieve methoden zien die ze gebruikt om haar pomp discreet te houden. Klik op de link onder deze video om een kijkje te nemen!
https://www.youtube.com/watch?v=-csDveXqR_c&t=387s - 13 min
Onthoud dat het verbergen van de insulinepomp niet alleen gaat om esthetiek, maar ook om het vergroten van je zelfvertrouwen en comfort. Het vinden van de beste methode die voor jou werkt, kan een aanzienlijk verschil maken in je dagelijks leven. Door deze technieken te gebruiken, kun je je insulinepomp naadloos integreren in je persoonlijke stijl en genieten van de vrijheid die het je biedt.
Laten we nu, naast het laten zien van verschillende manieren om de pomp te verbergen, een andere leuke functie verkennen: de virtuele MiniMed-pomp. De virtuele pomp biedt een gesimuleerde ervaring waarin je kunt oefenen met het instellen van de basale insulinesnelheid en het geven van insulinebolussen. Het is een uitstekend hulpmiddel om je te helpen meer vertrouwd te raken met de pompinstellingen. Je vindt een link naar de virtuele Minimed-pomp onder de video.
- Voor mensen in de VS: https://us.medtronicvirtualpump.com/gTl7X5011ly6IjOlU/VirtualDemoPump/MiniMed_780G_EC/5GC/MMT-1884/
- Voor mensen buiten de VS: https://eu.medtronicvirtualpump.com/fxCuA839rYX97WZH/VirtualDemoPump/MiniMed_780G_OUS/gs3/mmol_l/%5B4
Doe mee aan de leuke challenge! Open de virtuele insulinepomp op je bureaublad en maak een screenshot van het toedienen van een insulinebolus van 5 eenheden. Deel de foto in de volgende les en laat ons zien wat je hebt! Laten we samen je vooruitgang vieren in het beheersen van insulinepompbeheer in deze interactieve activiteit.
Ik feliciteer ieder van jullie met het afronden van deze cursus en het verkrijgen van waardevolle inzichten in het gebruik van een insulinepomp. Door de vaardigheden die in dit programma aan bod komen onder de knie te krijgen, hebben jullie jezelf in staat gesteld om het beheer van diabetes in eigen hand te nemen.
Minimed closed-loop systeem (61 min)
3.2.3 Componenten aan elkaar verbinden - 9 min
Welkom, in deze video laten we u zien hoe u koppelingen kunt maken tussen de verschillende componenten van het MiniMed 780G closed-loop systeem.
Het MiniMed 780G-systeem werkt als volgt:
- De glycemie wordt elke 5 minuten gemeten door de Guardian 4 of Simplera sensor.
- De sensor stuurt de glycemiewaarden naar de MiniMed 780G-insulinepomp, die de insulinetoediening berekent en automatisch aanpast.
- De MiniMed 780G kan handmatig worden geüpload naar CareLink via de blauwe CareLink USB, of kan via Bluetooth worden gekoppeld aan de MiniMed Mobile-app, waardoor continu gegevens naar CareLink kunnen worden verzonden.
- De CareLink-account kan ook worden verbonden met de CareLink Connect-app voor zorgverleners.
- Daarnaast kan de MiniMed 780G-pomp worden gekoppeld met de AccuCheck Guide Link-glucosemeter, waardoor bloedglucosewaarden automatisch naar de pomp worden verzonden.
In deze video beschrijven we hoe deze verschillende koppelingen tot stand worden gebracht:
- De Simplera Sync-sensor koppelen aan de MiniMed 780G-insulinepomp.
- De AccuCheck Guide Link-bloedsuikermeter koppelen aan de MiniMed 780G-insulinepomp.
- De MiniMed Mobile-app verbinden met de MiniMed 780G-insulinepomp.
- Een CareLink account aanmaken.
- Pompgegevens handmatig uploaden naar CareLink via de blauwe CareLink USB.
- De MiniMed Mobile app koppelen met CareLink.
- En de CareLink Connect-app koppelen aan een CareLink-account.
Laten we dus aan de slag gaan en leren hoe u deze belangrijke verbindingen binnen het MiniMed 780G-systeem tot stand brengt.
3.1 Simplera Sync >< MiniMed 780G
Als u de Simplera Sync-sensor gebruikt, wordt deze geactiveerd zodra u deze op uw lichaam plaatst.
Volg deze stappen om uw Simplera Sync-sensor aan te sluiten op de MiniMed 780G-pomp:
- Ga naar de optie "Gekoppelde apparaten" op uw pomp en selecteer "Nieuw apparaat koppelen".
- De pomp zal het Bluetooth-signaal van de geplaatste Simplera Sync-sensor detecteren.
- Je wordt dan gevraagd om de sensorcode te bevestigen, waarna de sensor wordt aangesloten.
Er verschijnt een scherm met een aftelklok voor de resterende opwarmtijd van je sensor.
- Als je de sensor net hebt geplaatst, is de opwarmtijd 2 uur.
- Als je de sensor vooraf hebt geplaatst, toont de pomp de resterende opwarmtijd
- of de sensorwaarden worden onmiddellijk weergegeven als de sensor langer dan 2 uur van tevoren is geplaatst.
3.2 Accu-Chek Guide Link-bloedsuikermeter >< MiniMed 780G
Zoals eerder vermeld, geven sommige mensen er de voorkeur aan de Accu-Chek Guide Link-bloedsuikermeter niet te koppelen, omdat dit kan leiden tot sensorstoringen tijdens het kalibratieproces.
Als u uw Accu-Chek Guide Link-bloedsuikermeter toch wilt koppelen, kunt u de volgende stappen volgen:
- Schakel de meter in en ga naar het instellingenmenu.
- Kies Draadloos, dan Koppelen en kies Koppelen met de pomp.
- Ga op de pomp naar Gekoppelde apparaten, selecteer Nieuw apparaat koppelen, klik op Meter en bevestig het serienummer van de meter.
De meter verschijnt dan als een gekoppeld apparaat en de bloedglucosemetingen worden automatisch naar de pomp verzonden.
Na het uitvoeren van een vingerpriktest met de Accu-Chek Guide Link-meter is het belangrijk om op de pijl terug op de meter te drukken. Hierdoor wordt de bloedglucosewaarde sneller naar de MiniMed 780G-pomp verzonden. Op de pomp kunt u dan de waarde van de vingerprik bevestigen en doorgaan met eventuele noodzakelijke aanpassingen aan uw insulinetoediening.
3.3 MiniMed Mobiele app >< MiniMed 780G
Om de MiniMed Mobile-app te koppelen aan de MiniMed 780G-insulinepomp, kunt u de volgende stappen volgen:
- Download de MiniMed Mobile-app en kies de optie Apparaat koppelen in het app-menu.
- Volg de aanwijzingen op het scherm die uitleggen hoe de app werkt. - Maak uw persoonlijke CareLink-account aan of meld u aan. - Lees de overeenkomst en tik op akkoord. - Volg de aanwijzingen en selecteer 'Aan de slag'. - Selecteer je pomp en koppel je pomp door 'Allow' te selecteren. - Sta het gebruik van Bluetooth toe door 'OK' te selecteren - Lees de disclaimer over doseren en tik op akkoord. De app is nu klaar voor gebruik.
Het is belangrijk om te weten dat de MiniMed Mobile-app is ontworpen als een hulpmiddel om te bekijken en niet de functionaliteit heeft om bolussen toe te dienen of instellingen te wijzigen. Het primaire doel is om gebruikers toegang te geven tot hun sensor- en insulinegegevens, zodat ze hun glucosewaarden, insulinetoediening en tijd binnen bereik kunnen controleren. Eventuele aanpassingen of acties met betrekking tot bolustoediening of instellingen moeten direct op de MiniMed 780G-insulinepomp zelf worden uitgevoerd.
3.4 Een CareLink-account aanmaken
Gebruikers, familie en mantelzorgers kunnen een CareLink account aanmaken op de CareLink server.
- Gebruikers kunnen gratis een CareLink Personal account aanmaken op www.carelink.minimed.eu door akkoord te gaan met de voorwaarden en een gebruikersnaam en wachtwoord te kiezen. Het is aan te raden om met uw diabetesteam te overleggen over specifieke richtlijnen voor het kiezen van een gebruikersnaam en wachtwoord. Vaak wordt een combinatie van je naam en geboortedatum voorgesteld, zodat je het wachtwoord gemakkelijk kunt terugvinden als dat nodig is. Zorg ervoor dat u uw gebruikersnaam en wachtwoord bijhoudt, zodat u indien nodig gemakkelijk toegang hebt om uw pompgegevens te uploaden.
3.5 Pompgegevens handmatig uploaden naar CareLink via de blauwe CareLink USB
Volg deze stappen om de MiniMed 780G-insulinepomp handmatig te uploaden naar CareLink:
- Log in op uw CareLink-account en klik op de knop Uploaden in CareLink om het uploadproces te starten.
- Als dit nog niet is gebeurd, wordt u gevraagd om de uploader-software op uw computer te installeren.
- Volg de instructies van de software, waaronder het aansluiten van de blauwe CareLink USB, het selecteren van Paired Devices (Gekoppelde apparaten) op de pomp en het koppelen met CareLink.
- Houd de pomp tijdens de gegevensoverdracht in de buurt van de aangesloten blauwe USB.
- Het uploaden kan 5-10 minuten duren, dus het is aan te raden om dit thuis te doen om vertragingen tijdens consulten te voorkomen.
3.6 MiniMed Mobile-app >< CareLink
Het koppelen van de MiniMed Mobile-app aan CareLink is heel eenvoudig
- De MiniMed Mobile-app synchroniseert standaard automatisch gegevens met CareLink wanneer u de app tijdens de installatie koppelt aan uw CareLink-account.
- De gegevensoverdracht vindt plaats via Wi-Fi of uw data-abonnement en er kunnen extra kosten van toepassing zijn op basis van uw abonnement.
- De gegevens worden elke 5 minuten naar uw CareLink-account verzonden, maar het kan tot 24 uur duren voordat de meest recente informatie in uw CareLink-rapporten verschijnt. Om de meest actuele gegevens in uw rapporten te hebben, kunt u de optie "Nu uploaden" selecteren in de MiniMed Mobile-app.
3.7 CareLink Connect app >< CareLink
Tot slot kunt u ook een verzorger of familielid verbinden met een persoonlijke CareLink account via de CareLink Connect app.
Als verzorger kunt u de CareLink Connect app downloaden en de aanwijzingen volgen. Maak je account aan. Nadat u de voorwaarden hebt gelezen, moet u uw aanmeldingsgegevens invoeren. Voer je gegevens in en verifieer je e-mail. Wanneer de registratie is voltooid, is de app klaar voor gebruik. Druk op Doorgaan om in te loggen en een volgverzoek te verzenden door de gebruikersnaam van de CareLink persoonlijke account in te voeren. Zodra het verzoek is goedgekeurd, dient de CareLink Connect app als spiegelapp. U kunt ook de tijd binnen bereik en geschiedenisgegevens bekijken.
Door deze stappen te volgen, kunt u met succes de noodzakelijke verbindingen tot stand brengen tussen de onderdelen van het MiniMed 780G closed-loop systeem, waardoor naadloze communicatie en gegevensoverdracht voor effectief diabetesbeheer mogelijk wordt.
3.2.4 Pomp gebruiken in automodus + MiniMed Mobile app - 8 min
Welkom bij deze les over de functionaliteit van de MiniMed 780G-insulinepomp.
In deze video verkennen we het gebruik van de MiniMed 780G-insulinepomp in zowel de automodus als de manuele modus. Daarnaast behandelen we het gebruik van de MiniMed Mobile-app, die functioneert als een weergave-app.
4.1 Automodus
SmartGuard Automodus starten
Om de automatische modus of de "SmartGuard-functie" in de MiniMed 780G in te schakelen, gaat u naar het schildpictogram in het menu en schakelt u de SmartGuard in. Voordat de SmartGuard-functie wordt gebruikt, moet de pomp minimaal 48 uur in de manuele modus staan, te beginnen om middernacht, zodat de pomp de totale dagelijkse insulinedosis van de afgelopen 2 tot 6 dagen in beschouwing kan nemen.
Zodra de SmartGuard-functie actief is, verschijnt er een blauw schild op het scherm met sensorglucosewaarden en actieve insuline rechtsonder. Als er problemen zijn met het inschakelen van de SmartGuard-functie, kun je de SmartGuard-checklist raadplegen voor het oplossen van problemen.
In het sensordiagram vind je een 3-uurs weergave met paarse balken die het automatische basaal aangeven en lichtblauwe balken die de automatische correctiebolussen aangeven. Gebruik de pijl terug om terug te keren naar het vorige scherm.
Houd er rekening mee dat, hoewel je niet de exacte hoeveelheid basale insuline kunt zien, je wel een idee kunt krijgen van de insulina aan boord via de paarse balken op de sensorgrafiek en de insuline aan boord op het beginscherm.
Tijdelijk streefwaarde gebruiken
In het SmartGuard-menu kun je de tijdelijke streefwaarde van 150 mg/dl of 8,3 mmol/l selecteren als je van plan bent om te gaan sporten. Je kunt het activeren nadat je een duur hebt geselecteerd. Op het beginscherm verschijnt een groene balk die aangeeft hoe lang de tijdelijke streefwaarde actief is.
Parameters aanpassen
In de SmartGuard-instellingen kunt u de streefwaarde wijzigen in 100, 110 of 120 mg/dl of 5,6, 6,1 of 6,7 mmol/l. Je kunt ook kiezen of je autocorrecties wilt in- of uitschakelen.
Volg deze stappen om de koolhydraatratio en actieve insuline tijd aan te passen:
- Ga naar de toedieningsinstellingen op uw MiniMed 780G-pomp via het menu Insuline of Instellingen.
- In de Bolus Wizard Instellingen, kun je klikken op Koolhydraatratio en Actieve insuline Tijd om deze te wijzigen.
- Vergeet niet de instellingen te bevestigen als je iets verandert.
Een bolus toedienen
In de Automodus wordt het toedienen van een bolus op dezelfde manier uitgevoerd als in de manuele modus.
Het is echter niet mogelijk om een handmatige bolus toe te dienen, het bolusadvies te negeren of een verlengde bolus toe te dienen.
Je kunt het bolusscherm openen via het insuline menu of de pijl omlaag gebruiken als snelkoppeling naar het bolusscherm.
Om een maaltijdbolus toe te dienen, moet je de grammen koolhydraten invoeren die je gaat eten.
Als de functie Veilige maaltijdbolus ervoor zorgt dat je geen insuline kunt toedienen voor de koolhydraten die je hebt ingevoerd vanwege een te lage glucosespiegel, moet je de glucosetrend in de gaten houden. Zodra een stijgende trend wordt waargenomen, kan je proberen om de koolhydraten opnieuw in te voeren om een voorgestelde insulinebolus te ontvangen.
Om een correctiebolus te geven, kun je 0 gram koolhydraten invoeren.
Insuline stopzetten
Om de insulinetoediening tijdelijk te stoppen, zoals bij het afkoppelen om te douchen of zwemmen, volg dezelfde procedure als in de manuele modus. Selecteer "Stop alle toediening" in het insuline menu of in het statusscherm dat verschijnt als u op de pijl naar boven klikt.
Om de basale insulinetoediening te herstarten, kunt u hetzelfde proces volgen.
4.2 Manuele modus & stop-voor-laag
In de manuele modus, kunnen basale insulinesnelheden worden ingesteld, evenals tijdelijke basale hoeveelheden indien nodig. Verder kan de pomp handmatig bolussen toedienen en bolussen met de boluscalculator, inclusief normale en verlengde bolussen. Voor gedetailleerde instructies voor het effectief gebruiken van de manuele modus, zie de module van de MiniMed 780G-insulinepomp.
Naast de automodus heeft de MiniMed 780G-pomp ook een ingebouwde stop-voor-laag modus.
- Deze stop-voor-laag functie stopt de toediening van basale insuline als de sensorglucose lager is dan 70 mg/dl of 3,9 mmol/l boven de ondergrens, en het algoritme voorspelt dat de glucose binnen de komende 30 minuten zal dalen tot onder 20 mg/dl of 1,1 mmol/l boven de ondergrens.
- Na 30 minuten wordt de insulinetoediening hervat als de sensorglucose 20 mg/dl of 1,1 mmol/l boven de ondergrens is en het algoritme voorspelt dat de glucose meer dan 40 mg/dl of 2,2 mmol/l boven de ondergrens zal stijgen binnen de volgende 30 minuten.
- De insulinetoediening wordt altijd na twee uur hervat en kan altijd handmatig worden hervat. Na een stop-voor-laag episode, wordt de functie gedurende 30 minuten niet beschikbaar om lange perioden zonder insuline te voorkomen.
Ga naar de Waarschuwingsinstellingen en kies Lage waarschuwing om de stop-voor-laag modus te activeren. Stel de gewenste ondergrens in, schakel "Stoppen voor laag" in en sla de wijzigingen op.
Het is belangrijk om te weten dat de stop-voor-laag functie alleen kan worden gebruikt in de manuele modus, en het wordt aanbevolen om deze functie te activeren als een veiligere manier om insuline toe te dienen bij het verlaten van de automodus.
4.3 MiniMed mobile app
De MiniMed Mobiel-app stelt gebruikers in staat om sensor- en insulinegegevens bij te houden, maar biedt geen mogelijkheid om insulinedoseringen aan te passen.
Het beginscherm van de app heeft linksboven een hamburgermenu en rechtsboven een kalibratiepictogram. Als je de Guardian 4-sensor gebruikt, is dit pictogram altijd groen omdat kalibratie niet nodig is. Het statusgebied toont de sensorglucosewaarden en de actieve insuline aan boord. De sensorgrafiek en de insulinetoediening, zoals te zien op de pomp, worden ook weergegeven.
Als je naar rechts veegt, zie je je Time In Range van de afgelopen 24 uur.
Via het menu kun je meldingen inschakelen. Dit is nodig om meldingen van je pomp te ontvangen. De meldingen verschijnen als een kleurgecodeerde banner op je telefoon. Rood staat voor alarmen, oranje voor waarschuwingen, grijs voor herinneringen en blauw voor berichten.
Via het menu kunt u ook uw synchronisatie met CareLink controleren en uw zorgpartners beheren.
Door vertrouwd te raken met de verschillende modi en functies van het MiniMed 780G-systeem, kunt u efficiënt navigeren en de prestaties verbeteren. Onthoud dat als iets niet duidelijk is, u zich geen zorgen hoeft te maken. U kunt altijd de handleiding raadplegen voor verduidelijking bij het gebruik van het MiniMed 780G-systeem. Deze handleiding is gemakkelijk online toegankelijk en kan ook worden gedownload onder deze video, voor uitgebreide begeleiding en gedetailleerde informatie over effectief gebruik van het systeem.
3.2.5 Rapporten interpreteren - 8 min - optioneel
Welkom bij deze video over het maken en interpreteren van rapporten met behulp van de CareLink-software voor het MiniMed 780G-systeem.
In eerdere video's hebben we het maken van een CareLink-account en het uploaden van pompgegevens besproken.
In deze video behandelen we:
- Hoe u rapporten maakt in CareLink,
- De soorten rapporten die beschikbaar zijn,
- en tips voor het interpreteren van de rapporten.
5.1 Rapporten maken
Rapporten maken:
- Ga naar CareLink Personal
- Ga naar de sectie Rapporten.
- Voor de Overzichtsrapporten kunt u de gewenste rapportageperiode instellen, meestal 2 weken, en de rapporten kiezen die u wilt. U kunt uw favoriete rapporten kiezen en u kunt het datumbereik selecteren dat u wilt gebruiken voor vergelijking in het beoordelings- en voortgangsrapport.
- Voor de dagelijkse rapporten kunt u de specifieke dagen selecteren waarvoor u gedetailleerde rapporten wilt zien. Als je de optie "max" selecteert, wordt er een rapport gegenereerd voor elke dag binnen de geselecteerde periode.
- Selecteer Rapporten genereren om een PDF te maken, die indien nodig kan worden afgedrukt voor bespreking tijdens consultaties.
Het belangrijkste samenvattende rapport is het "beoordelings- en voortgangsrapport".
- Het biedt een gemakkelijke vergelijking tussen twee periodes en toont trends in hypo- en hyperglycemie en de ingestelde koolhydraatratio.
- Tijd binnen bereik en tijd onder bereik worden weergegeven met behulp van de bekende gekleurde balken.
- Problemen met de automodus worden gemarkeerd, waarbij problemen met de sensor de belangrijkste oorzaak zijn.
- Belangrijke statistieken zijn onder andere het percentage van de tijd dat in de automodus is doorgebracht, sensorgebruik, geschat HbA1c (of GMI, hiervoor is een minimale rapportduur van 14 dagen vereist), variatiecoëfficiënt, totale dagelijkse insulinedosis, verandering van set en reservoir, maaltijdinvoer, koolhydraatinname, actieve insuline tijd en de 24-uurs handmatige basale dosis. Set change verwijst naar het aantal keren dat de katheter is gevuld, terwijl reservoir change het aantal keren aangeeft dat de pomp de zuiger heeft teruggedraaid. Als een gebruiker alleen de infusieset vervangt zonder het reservoir of de katheter te vervangen, wordt dit niet weergegeven in deze statistieken.
Het MiniMed 780G-systeem biedt extra rapporten, zoals het Week overzicht, Maaltijdoverzicht, Adherence Report en apparaat instellingen en dagelijkse rapporten.
- Het Week overzicht geeft een duidelijk overzicht per week. Grijze arceringen geven perioden aan waarin de gebruiker in manuele modus was, terwijl oranje arceringen wijzen op handmatige modus tijdens stop-voor-laag gebeurtenissen.
- Het Maaltijdoverzicht toont de invloed van de ingestelde koolhydraatratio en geeft inzicht in de timing van insulinebolussen. Als de glucose stijgt vóór de insulinelijn, suggereert dit dat de bolus te laat is toegediend.
- De Adherence Reportage geeft informatie over de frequentie van het verwisselen van het insulinereservoir en de katheters, evenals de momenten waarop de canule is gevuld.
- Met de instellingen van het apparaat hebt u toegang tot informatie zoals de SmartGuard-streefwaarde, de basale insulinedosis voor handmatige modus, geconfigureerde alarmen en herinneringen, en de status van de stop-voor-laag functie.
5.2 Rapporten interpreteren
Het interpreteren van rapporten op het MiniMed 780G-systeem is over het algemeen eenvoudig vanwege het beperkte aantal instelbare parameters. Deze parameters zijn onder andere de streefwaarde, koolhydraatratio en actieve insuline tijd. Het is echter belangrijk om te onthouden dat het optimaliseren van de interactie van de gebruiker met de pomp altijd een mogelijkheid is voor verdere verbetering.
Het interpreteren van rapporten van het MiniMed 780G-systeem kan effectief worden gedaan door een gestructureerde aanpak te volgen. Dit zijn de aanbevolen stappen:
- Glycemische informatie beoordelen: Begin met het evalueren van de tijd binnen bereik en tijd onder bereik over de afgelopen 2 weken op het beoordelings- en voortgangsrapport. Zorg ervoor dat de behandeldoelen worden gehaald, met een Time In Range van meer dan 70% en een Time Below Range van minder dan 4%. Let op de frequentie van maaltijdbolussen, die ten minste 3 keer per dag moet zijn.
- Instellingen voor closed-loop toediening optimaliseren: Analyseer het ambulante glucoseprofiel op het beoordelings- en voortgangsrapport om trends van hypo- of hyperglykemie te identificeren. Let op de aanvullende informatie onder de AGP-grafiek en controleer of deze trends verband houden met maaltijdbolussen op de dagrapporten.
- Als je trends ziet in glucoseniveaus na de maaltijd, is het belangrijk om verschillende factoren te beoordelen, zoals timing, het nauwkeurig tellen van koolhydraten en de activering van de veilige maaltijdbolusfunctie. Om te controleren of de Veilige Maaltijd Bolus functie wordt gebruikt, deelt u handmatig de hoeveelheid koolhydraten door de koolhydraatratio en controleert u of de toegediende insuline overeenkomt met dit getal. Het is ook essentieel om te beoordelen of de patiënt verkeerde koolhydraten invoert, wat over het algemeen niet wordt aanbevolen. Als je consistent dezelfde grammen koolhydraten ziet invoeren als reactie op hoge glucosespiegels, vraag de gebruiker dan of dit valse koolhydraten waren. Moedig de gebruiker aan om dit gedrag te vermijden en vertrouwen in het systeem te ontwikkelen.
- Overweeg voor trends buiten de maaltijden om de actieve insuline tijd aan te passen als u trends waarneemt na bolussen met autocorrectie. Op dezelfde manier kunt u overwegen om de streefwaarde te wijzigen als u trends opmerkt buiten de bolussen om. Onderzoek daarnaast mogelijke correlaties met factoren zoals lichaamsbeweging, alcoholgebruik of hypoglykemie.
- Gedragsaanbevelingen begeleiden: Zorg ervoor dat het closed-loop systeem correct wordt gebruikt door de draagtijd van de sensoren, de activering van de automodus en de accurate invoer van koolhydraten in het beoordelings- en voortgangsrapport te controleren. Evalueer de naleving van bolussen vóór de maaltijd in het Maaltijd Rapport en de regelmatigheid van infusiesetwisselingen in het Adherence Report. Beoordeel dagelijkse rapporten op overcorrectie van hypo- of hyperglycemie, correct gebruik van tijdelijke streefwaarden en de frequentie van alarmen. Beoordeel de geschiktheid van alarminstellingen en herinneringen in de apparaatinstellingen.
- Controleer de pompinstellingen en noodplannen:
- Controleer of de ingestelde basale insulinesnelheid overeenkomt met de werkelijke basale insuline in de automatische modus. Als er een discrepantie is, pas dan de basale hoeveelheid aan met 10% in elk tijdsblok.
- Documenteer alle pompinstellingen en stel een noodplan op, inclusief het gebruik van insulinepennen, voor het geval de pomp niet goed werkt. Zorg voor toegang tot insulinepennen.
Door deze stappen te volgen, kunnen gebruikers, familie en zorgverleners rapporten van het MiniMed 780G-systeem effectief interpreteren en weloverwogen beslissingen nemen om de prestaties te optimaliseren. Als er iets niet duidelijk is op de rapporten, kunt u altijd kijken naar de legende, waar de betekenis van elk pictogram en elke kleur op de grafiek wordt uitgelegd. Hoewel de MiniMed 780G geen gebruik maakt van het reguliere AGP-rapportagesysteem, is het interpreteren van de rapporten in deze context over het algemeen eenvoudig.
Voor mobiele toegang tot uw CareLink-gegevens raden we u aan u te registreren voor het Medtronic WeCare-platform en -app als dit in uw land beschikbaar is. WeCare biedt inzicht in CareLink-gegevens, gepersonaliseerde content voor diabetesbeheer en toegang tot ondersteunende diensten. Veel succes!
3.1.3 Educatie bij closed-loop systemen - 11 min
Welkom bij deze video waarin we 12 belangrijke educatiepunten bespreken voor gebruikers van closed-loop systemen
Voor een soepele en effectieve overgang naar een closed-loop systeem, is het belangrijk om zowel de algemene educatiepunten als de specifieke richtlijnen voor closed-loop systemen te begrijpen. Hier zijn de essentiële aspecten die in de algemene educatie aan bod moeten komen:
1) Eet minder koolhydraten bij een hypoglycemie
Bij closed-loop systemen vereist een milde hypoglycemie meestal slechts 5 tot 10 gram koolhydraten voor behandeling, in tegenstelling tot traditionele insulinetherapie. Dit komt doordat het closed-loop systeem de basale insulinesnelheid verlaagt nog voordat je een hypo ervaart, waardoor er minder insuline aan boord is, en er dus minder koolhydraten nodig zijn om de hypoglycemie te behandelen.
2) If in doubt, change it out!
Als de bloedglucosespiegel gedurende langere tijd hoog blijft zonder duidelijke reden (bijvoorbeeld meer dan 270 mg/dl of 15 mmol/l zonder dalende trend, of geen daling van 50 mg/dl of 2,7 mmol/l binnen een uur na een insulinebolus), overweeg dan de mogelijkheid van een blokkade of een probleem met het infusieset.
Bij twijfel wordt aanbevolen om de katheter en het infusieset onmiddellijk te vervangen. De mantra is: "if in doubt, change it out".
Bij aanhoudende hyperglycemie wordt ook aanbevolen om bloedglucose te meten met een vingerpriktest en ketonen te controleren. Een manuele correctiebolus kan nodig zijn.
Een correctie kan effectiever zijn met een insulinepen, omdat in het geval van een verstopt infusieset en meerdere correctiebolussen via de pomp, de insuline aan boord ten onrechte verhoogd kan zijn, waardoor een extra insulinebolus wordt voorkomen door het systeem.
3) Vertrouw op het closed-loop systeem
Het is cruciaal om het closed-loop systeem de tijd te geven om zich aan te passen en de bloedsuikerspiegel te reguleren. Vermijd een overreactie op elke stijging van de bloedglucose. Vertrouw op het systeem en laat het algoritme de automatische basale insulineafgifte geleidelijk verhogen, waardoor de bloedglucose langzaam daalt.
Als een correctiebolus nodig is, vertrouw dan op de boluscalculator en vermijd het overrulen van het systeem, tenzij er een vermoeden is van een verstopping.
4) Bolus voor de maaltijd
Bij gebruik van een snelwerkend insulineanaloog zoals NovoRapid (Novolog) of Humalog, dien je best de maaltijdbolus ongeveer 15 minuten voor de maaltijd toe, tenzij je hypoglycemie hebt, gastroparese hebt of een vetrijke maaltijd hebt gegeten. Bij gebruik van ultrasnelwerkende insuline zoals Fiasp of Lyumjev, is het toedienen van de bolus 5 tot 10 minuten voor de maaltijd voldoende.
Wanneer je niet zeker bent van de exacte koolhydraatinname, voer dan alleen de hoeveelheid koolhydraten in waarvan je zeker weet dat je ze zal opeten. Het is belangrijk om tijdens de maaltijd insuline toe te dienen vóór de koolhydraatinname. Bolussen na de maaltijd kan leiden tot een opstapeling van insuline en mogelijke hypoglycemie. Dit wordt veroorzaakt door de automatische toename van de algoritme-gemoduleerde insulinetoediening na een initiële stijging van de glucosespiegel als gevolg van de maaltijd zelf.
In situaties waarin een maaltijdbolus wordt gemist of te laat wordt gegeven, overweeg dan om de helft van de bolus te geven, als je hieraan denkt binnen de 30 tot 60 minuten na het begin van de maaltijd. Als er meer dan 60 minuten zijn verstreken, dien dan alleen een manuele correctiebolus toe op basis van de stijging van de bloedglucose.
Daarnaast kunnen volwassenen die closed-loop systemen gebruiken, baat hebben bij een koolhydraatarm dieet om de glucosecontrole verder te verbeteren.
Overweeg bij koolhydraatarme maaltijden om ook eiwitten en vetten te tellen. We raden aan om niet minder dan 60 gram koolhydraten per dag te eten, omdat echte ketogene diëten een risico op keto-acidose met zich meebrengen.
5) Start de sportmodus 90 minuten voor de sport
Stel een hogere streefwaarde in door de sportmodus te gebruiken, idealiter ruim voor aanvang van de sport (namelijk tot 1 tot 2 uur van tevoren), vooral bij langdurige aerobe inspanning. Deze tijdelijke streefwaarde kan aan het einde van de inspanning worden geannuleerd of na de inspanning worden verdergezet als hypoglycemie na het sporten een probleem zou zijn.
De bedoeling is om tijdens het sporten een lage insuline aan boord te hebben. Om dit mogelijk te maken, verlaag je best de maaltijdinsuline met ongeveer 25 tot 75% als je van plan bent om een langdurige inspanning te doen binnen de 3 uur na een maaltijd. De mate van verlaging van de maaltijdbolus is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het type, de intensiteit en de duur van de sport, je conditie, je huidige bloedglucose en de insuline aan boord.
6) Stop de insulineafgifte als je de pomp loskoppelt
Als de verbinding met de pomp langer dan 15 minuten wordt verbroken, is het belangrijk om de insulineafgifte te stoppen, om verkeerde berekeningen door het algoritme te voorkomen.
7) Reageren op alarmen
Reageer onmiddellijk op systeemalarmen door het apparaat te controleren om het probleem te identificeren en het aanbevolen advies op te volgen. Het wordt sterk afgeraden om alarmen van je closed-loop systeem op stil of alleen op trillen te zetten. Deze alarmen zijn bedoeld om je op de hoogte te stellen van belangrijke gebeurtenissen en situaties die te maken hebben met je diabetesmanagement. Door je alarmen hoorbaar en opvallend te houden, kun je ervoor zorgen dat je onmiddellijk reageert op waarschuwingen en de juiste acties onderneemt om je veiligheid en welzijn te handhaven. Om alarmmoeheid te voorkomen, is het aan te raden om het aantal alarmen te beperken tot de alarmen die onmiddellijke aandacht vereisen. Een suggestie is om te beginnen met alleen waarschuwingen voor hypoglycemie (bijvoorbeeld bij 70 mg/dl of 3,9 mmol/l) en indien dit haalbaar is ook waarschuwingen voor hyperglycemie toe te voegen.
8) Automatische updates
Schakel automatische updates op mobiele apparaten uit als je apps voor een closed-loop systeem gebruikt. Apps voor closed-loop systemen kunnen compatibiliteitsproblemen ondervinden na updates van Android of iOS. Het is raadzaam om updates alleen uit te voeren als je een melding krijgt dat het systeem compatibel is.
9) Zoek ondersteuning van peers
Zoek steun bij anderen die hetzelfde closed-loop systeem gebruiken door onder andere lid te worden van de gelijknamige Facebookgroepen en Discord chats. Het delen van ervaringen en het leren van elkaar kan waardevolle inzichten opleveren en een snelle hulplijn bieden voor het oplossen van problemen. Onthoud dat je niet de enige bent die praktische uitdagingen tegenkomt.
10) Stel realistische verwachtingen
Voor een soepele overgang naar een closed-loop systeem is het essentieel om realistische verwachtingen te stellen en de bereidheid van de gebruiker om zich aan te passen aan nieuwe technologieën in te schatten.
Het is belangrijk om te weten dat closed-loop systemen interactie met de gebruiker vereisen om optimale resultaten te behalen. Hier zijn twee essentiële acties die je zal moeten doen als je een closed-loop systeem gebruikt:
- Voor elke maaltijd is het cruciaal om het aantal gram koolhydraten dat je van plan bent te eten in te voeren in het systeem.
- En als je aan sport doet, zorg er dan voor dat je de sportmodus op je closed-loop systeem 1 tot 2 uur voordat je gaat sporten aanzet. Hierdoor kan het systeem de insulinetoediening aanpassen aan de verhoogde insulinegevoeligheid tijdens het sporten.
De interactie van de gebruiker met het closed-loop systemen speelt een belangrijke rol bij het optimaliseren van de prestaties van het systeem en het bereiken van een betere glycemische controle.
11) Gebruik een stapsgewijze educatie
Het is aanbevolen om een stapsgewijs educatieplan te gebruiken:
- Voor personen die geen glucosesensor hebben, start het gebruik van glucosesensor een paar dagen voordat begint met een closed-loop systeem. Dit geeft tijd voor educatie over het interpreteren van sensorgegevens en het optimaliseren van insulinetherapie op basis van trends.
- Voor insulinepomp-naïeve personen, start de pomptherapie een paar dagen voor aanvang van het closed-loop systeem. Dit maakt educatie over infusiesets en vroege herkenning van ketoacidose mogelijk. Hierdoor kan ook de basale insuline uit de insulinepennen volledig uitwerken, voor een nauwkeurige berekening van de totale insuline dagdosis.
Door dit plan te volgen, kunnen gebruikers vol vertrouwen closed-loop systemen omarmen, wat leidt tot een betere diabetescontrole.
12) Individualiseer de streefwaarde
Bij het starten van een closed-loop systeem wordt aanbevolen om conservatieve schattingen te gebruiken om hypoglycemie te voorkomen.
In bepaalde gevallen wordt aangeraden om met een hogere streefwaarde te beginnen. Dit bijvoorbeeld bij personen met
- een slechte glucosecontrole (bijvoorbeeld een HbA1c van meer dan 10%),
- ernstige retinopathie,
- hypo-angst,
- of een geschiedenis van ernstige hypoglycemie.
Bovendien kan, indien nodig, de sportmodus continu worden gebruikt omdat deze meestal een nog hogere streefwaarde biedt dan de maximale streefwaarde die manueel kan worden ingesteld. Dit zorgt voor een geleidelijke aanpassing aan het closed-loop systeem.
Het gebruik van een closed-loop systeem vereist een solide basis van kennis en begrip. Door de educatieve punten die in dit hoofdstuk worden beschreven te volgen, kunnen mensen met vertrouwen closed-loop systemen gebruiken, wat leidt tot een betere diabetescontrole en een makkelijker leven met diabetes. Onthoud dat je niet alleen bent op deze reis en dat je met de juiste educatie en ondersteuning de vooruitgang die closed-loop systemen bieden, kunt benutten.
3.1.6 Wat doen bij hypo/hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sporten, ziekte, alcohol en reizen, algemeen - 18 min
In deze video gaan we dieper in op de specifieke overwegingen en praktische adviezen voor het effectief omgaan met verschillende situaties bij het gebruik van closed-loop systemen.
Deze situaties omvatten het omgaan met hypoglycemie, hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sport, ziekte, alcohol en reizen.
- Het is belangrijk op te merken dat de volgende richtlijnen meningen van experts zijn en geen officiële aanbevelingen.
- Wees je ervan bewust dat iedereen uniek is en dat je diabetes kan variëren.
- Bovendien heeft elk closed-loop systeem zijn eigen unieke kenmerken. Daarom is het raadplegen van zorgverleners en het volgen van een persoonlijk plan van vitaal belang voor een effectief beheer.
1) Hypoglycemie
Met closed-loop systemen zijn er doorgaans minder koolhydraten nodig om een hypoglycemie te behandelen dan bij traditionele insulinetoediening.
- Tijdens een hypoglycemie wordt aanbevolen om slechts 5 tot 10 gram "ongedekte" koolhydraten te eten, tenzij je aan het sporten bent of wanneer je weet dat je maaltijdbolus echt significant overschat was.
- Wacht 15 minuten voordat je een hypoglycemie opnieuw behandelt om schommelende glucoseniveaus te voorkomen. Na een correctie voor hypoglycemie is het raadzaam om een vingerpriktest uit te voeren om de behoefte aan verdere suikerinname te beoordelen, gezien de vertragingstijd van de sensor.
Om hypoglycemie te voorkomen, kun je de streefwaarde van je closed-loop systeem tijdelijk verhogen. Dit kan handig zijn in de volgende situaties:
- Tijdens een periode van terugkerende hypoglycemie.
- Tijdens een actieve vakantie of in een warmer klimaat.
- Wanneer je aan een nieuwe baan begint of terugkeert naar school of opleiding na een vakantie.
Als iemand die een closed-loop systeem gebruikt een ernstige hypoglycemie doormaakt met verminderd bewustzijn of in coma raakt, moet de reactie hetzelfde zijn als bij iemand zonder closed-loop systeem.
- Moedig hen aan om suiker te eten. Als dat niet lukt, dien dan glucagon toe en bel een ambulance.
- Indien iemand een hypocoma zou hebben, kan je de insulinepomp loskoppelen omdat ze in dat geval geen extra insuline nodig hebben. Zorg ervoor dat je de insulinepomp in dat geval niet kwijt raakt.
- Na het toedienen van glucagon zou de persoon snel moeten herstellen.
2) Hyperglycemie
Hyperglycemie kan optreden wanneer iemand met diabetes ziek is, gestrest is, pijn heeft, corticoïden inneemt of hormonale veranderingen doormaakt (bijv. de premenstruele periode bij vrouwen of een groeispurt bij kinderen).
In gevallen van milde hyperglycemie wordt over het algemeen aanbevolen om te vertrouwen op het closed-loop systeem en het geven van overmatige manuele correctiebolussen of valse koolhydraten te vermijden, omdat dit 1 tot 3 uur later vaak kan leiden tot hypoglycemie. Als een manuele correctiebolus noodzakelijk is, is het raadzaam om waar mogelijk de boluscalculator te gebruiken.
Als de bloedglucose gedurende een langere periode hoog blijft zonder duidelijke reden, bijvoorbeeld meer dan 270 mg/dl of 15 mmol/l zonder dalende trend, of geen daling van 50 mg/dl of 2,7 mmol/l binnen een uur na een insulinebolus, overweeg dan de mogelijkheid van een verstopping. Bij twijfel wordt aanbevolen om de katheter en het infusieset onmiddellijk te vervangen.
De mantra is: "If in doubt, change it out".
Iedereen die een insulinepomp gebruikt, moet weten wat hij of zij moet doen in geval van hyperglycemie. Er zijn verschillende stappenplannen beschikbaar, afhankelijk van of je toegang hebt tot ketonenstrips of niet. Hier is een voorbeeld:
- Controleer de bloedglucose met een vingerpriktest en de ketonen om de 2 tot 4 uur totdat de glycemie weer normaal is. Verhoogde ketonspiegels geven aan dat je naar de manuele modus moet overschakelen en de richtlijnen van je diabeteszorgteam moet volgen. Bij volwassenen worden ketonen als verhoogd beschouwd als ze hoger zijn dan 1,5 mmol/L, terwijl dit voor kinderen geldt vanaf 0,6 mmol/L. Zodra de ketonspiegels weer normaal zijn, kan de automodus weer worden ingeschakeld.
- Dien een manuele insuline correctiebolus toe. Als de bloedglucose niet daalt na een manuele correctiebolus, wordt aanbevolen om een insulinebolus toe te dienen met een insulinepen.
- Controleer en vervang het infusieset, de katheter en het insulinereservoir.
- Drink voldoende water (bijv. 500 ml per uur). Hyperglycemie kan leiden tot uitdroging, waardoor de hyperglycemie nog verder toeneemt. Daarom is het belangrijk om veel te drinken tijdens hyperglycemische periodes.
- Tot slot, 5) wees je bewust van de tekenen van keto-acidose, zoals braken. Braken is een teken van keto-acidose. Als aanhoudende hyperglycemie braken veroorzaakt, is het cruciaal om contact op te nemen met je diabeteszorgteam of naar de spoedgevallendienst te gaan voor intraveneuze behandeling met vloeistoffen en insuline.
Omdat een pompverstopping op elk moment kan optreden, is het belangrijk om alle benodigdheden bij je te hebben om dergelijke situaties aan te pakken. Dit omvat een insulinepompcartridge, infusieset, bloedglucosemeter, teststrips en een insulinepen met kortwerkende insuline om indien nodig bolussen toe te dienen. Als je op reis gaat, is het ook aan te raden om langwerkende insuline bij je te hebben voor het geval de pomp niet goed werkt.
Om problemen met infusiesets te voorkomen, is het raadzaam om je infusieset elke 2 tot 7 dagen te vervangen, zoals aanbevolen voor jouw specifieke infusieset, en hiervoor een herinnering in te stellen op je pomp of gsm.
3) Vetrijke maaltijden
Vetrijke maaltijden vormen een uitdaging bij het doseren van insuline vanwege de vertraagde opname van koolhydraten.
Hier zijn enkele algemene richtlijnen, hoewel ze misschien niet bij iedereen even goed werken en individueel moeten worden aangepast:
- Voer de grammen koolhydraten in die je gaat eten zonder rekening te houden met de vetten en eiwitten. Als je closed-loop systeem het toelaat, kun je kiezen voor een verlengde bolus.
- Als je kort na de bolus een hypoglycemie krijgt, kun je proberen slechts 70% van de koolhydraten toe te dienen en het closed-loop systeem de resterende glucosetoename laten compenseren.
- Als de vorige aanpak niet werkt, kun je proberen de bolus te splitsen door 50% van de koolhydraat grammen vóór de maaltijd toe te dienen en de resterende 50% twee uur later.
4) Sporten
Sporten verhoogt het risico op hypoglycemie. Hier volgen enkele tips voor, tijdens en na het sporten:
- Voor het sporten:
- Gebruik de sportmodus van je closed-loop systeem om het risico op hypoglycemie tijdens geplande activiteiten te verminderen. Stel het 1 tot 2 uur voor en tijdens het sporten in om de insulinetoediening tijdens het sporten te verminderen.
- Als je binnen 2 tot 3 uur na een maaltijd sport, overweeg dan om de maaltijdbolus met 25 tot 75% te verminderen, afhankelijk van het type, de intensiteit en de duur van de activiteit, evenals je conditie, huidige bloedglucose en insuline aan boord.
- Vermijd de consumptie van koolhydraten 15 minuten tot 1 uur voor de inspanning, tenzij je een neiging hebt tot hypoglycemie. Het closed-loop systeem verhoogt namelijk automatisch de insulinetoediening als reactie op koolhydraten.
- Streef naar een glucose van meer dan 120 mg/dl of 6,7 mmol/l voordat je begint met aerobe training van matige intensiteit. Controleer je bloedglucose 10 minuten voor het starten met sporten. Als het lager is dan 120 mg/dl of 6,7 mmol/l, overweeg dan om 15 gram koolhydraten te eten.
- Tijdens het sporten:
- Gebruik de sportmodus van je closed-loop systeem om de streefwaarde te verhogen.
- Streef naar een bloedglucose boven de 120 mg/dl of 6,7 mmol/l aan het begin en tijdens het sporten. Consumeer indien nodig geleidelijk kleine hoeveelheden koolhydraten, bijvoorbeeld elke 30 minuten, zonder deze in het closed-loop systeem in te voeren.
- Je kunt proberen je sensor-app aan te sluiten op je smartwatch of fietscomputer. Op die manier kun je gemakkelijker kleine hoeveelheden koolhydraten eten vanaf het moment dat je trendpijl naar beneden buigt of je glycemie onder de 120 mg/dl (of 6,7 mmol/l) zakt.
- Als je de pomp langer dan 15 minuten moet loskoppelen (bijvoorbeeld tijdens het zwemmen), is het belangrijk om de insulineafgifte te stoppen. Bij langdurige inspanning is het raadzaam om een lage basale insulinesnelheid aan te houden en koolhydraten toe te dienen om de ontwikkeling van ketonen te voorkomen.
- Als je hypoglycemie ervaart na het sporten:
- Blijf de sportmodus gebruiken gedurende 6 uur na het sporten of gedurende de hele nacht.
- Overweeg bolussen te verminderen met 50% voor de eerste maaltijd na de sport, of eet een snack voor het slapen gaan zonder deze in te voeren in het closed-loop systeem.
Natuurlijk zijn deze aanbevelingen algemene richtlijnen. Het aanpassen van insulinedoseringen op basis van sporttrends en individuele behoeften vereist vaak een trial-and-error aanpak. Het is ook essentieel om nauw samen te werken met je zorgteam om je insulineschema af te stemmen voor een optimale behandeling tijdens het sporten.
5) Ziekte en medische procedures
Bij ziekte komt hyperglycemie vaak voor. Volg in dergelijke gevallen de richtlijnen voor het omgaan met hyperglycemie.
Wanneer je medische procedures of tests ondergaat, is het over het algemeen het beste om de pomp los te koppelen. De specifieke aanbevelingen kunnen echter variëren, afhankelijk van het type procedure:
- Voor een gewone röntgenfoto of CT-scan kun je de sensor en zender laten zitten, maar zorg ervoor dat ze uit het stralingsveld zijn en bedekt zijn met een loodschort.
- Voor een MRI moet je de pomp loskoppelen en de sensor en zender verwijderen voor de procedure. Als je een patchpomp of een infusieset met een stalen canule gebruikt, is het belangrijk om deze ook te verwijderen, omdat contact tussen metaal en huid tijdens de MRI brandwonden kan veroorzaken.
Na opname in een ziekenhuis kun je, als je mentaal fit bent, je closed-loop systeem blijven gebruiken. Dit hangt echter af van het beleid van het ziekenhuis en moet worden besproken met je zorgverlener.
Voor endoscopie of kleine ingrepen zonder diathermie kan het mogelijk zijn om het closed-loop systeem te laten zitten als het operatieteam daarmee instemt. In dergelijke gevallen, overweeg om een hogere streefwaarde te gebruiken en zorg ervoor dat het infusieset en de plaatsing van de sensor uit de buurt van het operatieveld zijn. Hou je gsm of handset in de buurt als het algoritme daarop werkt.
Voor grotere procedures met diathermie of wanneer het chirurgisch team niet akkoord gaat, verwijder je de pomp en de sensor en schakel je de automodus uit.
Wees voorzichtig met de betrouwbaarheid van de sensor bij aanzienlijk oedeem of bij operaties met grote hemodynamische gevolgen. Daarnaast moet je rekening houden met veelvuldig intraveneus gebruik van paracetamol tijdens ziekenhuisopnames. Deze factoren kunnen de betrouwbaarheid van de sensormetingen beïnvloeden en er moet extra aandacht worden besteed aan een nauwkeurige insulineregeling tijdens dergelijke situaties.
Als de sensor blijft zitten tijdens een röntgenfoto, CT-scan of operatie met diathermie, wordt aanbevolen om de nauwkeurigheid achteraf te controleren door een vingerpriktest uit te voeren. Kalibratie van de sensor kan nodig zijn, en is mogelijk voor apparaten zoals Dexcom en Medtronic sensoren.
6) Alcohol
Alcohol kan de bloedsuikerspiegel beïnvloeden en voorzichtigheid is geboden om hypoglycemie te voorkomen.
Verschillende soorten alcoholische dranken kunnen verschillende effecten hebben:
- Sommige alcoholische dranken, zoals bepaalde bieren en breezers, bevatten koolhydraten die een stijging van de bloedglucosespiegel kunnen veroorzaken.
- Andere dranken, zoals wijn of sterke drank gemengd met light frisdrank, bevatten geen koolhydraten.
- Het is belangrijk om te weten dat hypo's uren later nog steeds kunnen optreden, ongeacht het initiële effect op de bloedglucosespiegel.
Closed-loop systemen reageren op stijgende glucosespiegels door de insulinetoediening te verhogen. Ze zijn zich echter niet bewust van alcoholgebruik en anticiperen mogelijk niet op het vertraagde verlagende effect.
Als je ervoor kiest om alcohol te drinken, is het aan te raden om proactief hypoglycemie te voorkomen door je streefwaarde tijdelijk te verhogen om de insulinetoediening te verminderen. Meer koolhydraten eten zal niet helpen, omdat het closed-loop systeem dit zal compenseren door de insulinetoediening te verhogen.
7) Reizen
Als je reist met een closed-loop systeem, is het belangrijk om voorbereid te zijn en bepaalde voorzorgsmaatregelen te nemen. Hier zijn enkele tips om in gedachten te houden:
- Zorg voor een ruime voorraad van alle benodigde onderdelen voor je closed-loop systeem, waaronder insuline, infusiesets, reservoirs, applicators en benodigdheden voor glucosemonitoring. Het is beter om meer mee te nemen dan je denkt nodig te hebben om tekorten tijdens je reis te voorkomen. Vergeet niet je oplader en een geschikte reisstekker mee te nemen.
- Het is altijd verstandig om een noodkaart bij je te hebben waarop staat dat je diabetes hebt.
- Als je gaat vliegen, heb je misschien een vliegcertificaat nodig voor je insuline, sensor en pomp. Overweeg om medische bagage aan te geven, zodat je 2 kilo extra gewicht mag meenemen en je insuline en apparatuur niet in het vrachtruim terechtkomen waar ze kunnen bevriezen.
- In het geval dat je pomp defect raakt of niet werkt tijdens je reis, bieden veel pompfabrikanten een noodservice aan, waarbij binnen 24 uur een nieuwe insulinepomp wordt geleverd. Houd er echter rekening mee dat op afgelegen of geïsoleerde locaties, zoals eilanden, de levertijd langer kan zijn. Daarom is het essentieel om een back-up plan te hebben. Sommige fabrikanten bieden ook een leenpomp voor op vakantie, die je een paar weken voor je reis kunt bestellen, zodat je een reservepomp hebt voor extra gemoedsrust tijdens je reis.
- Pas de instellingen aan voor reisactiviteiten: Overweeg het gebruik van een hogere streefwaarde voor de eerste paar dagen van je vakantie. Dit kan het risico op hypoglycemie helpen voorkomen, vooral als je verwacht actiever te zijn dan normaal of naar een bestemming met warmer weer reist.
- De meeste closed-loop systemen met een app voor gsm’s passen de kloktijd van de pomp automatisch aan als je in een andere tijdzone reist. Voor specifieke pompen, zoals MiniMed 780G- en Tandem-pompen, is handmatige aanpassing echter noodzakelijk.
- Sommige luchtvaartmaatschappijen verplichten passagiers om hun gsm op vliegtuigmodus te zetten tijdens het opstijgen en landen, waardoor de Bluetooth-communicatie met je closed-loop systeem tijdelijk kan worden onderbroken. Als dit gebeurt, maak je dan geen zorgen. Je kunt een apparaat in vliegtuigmodus zetten en de Bluetooth apart weer inschakelen. Als dit niet mogelijk is, zal het systeem na 30 minuten overschakelen naar de manuele modus, totdat de Bluetooth-connectiviteit is hersteld. Zodra je je gsm weer mag gebruiken, vergeet dan niet om de vliegtuigmodus meteen uit te schakelen om ervoor te zorgen dat de automodus wordt hervat.
Door deze tips te volgen, kun je een meer naadloze en stressvrije ervaring hebben tijdens het reizen met je closed-loop systeem. Geniet van je reis en blijf voorbereid op optimaal diabetesbeheer.
Houd er bij het omgaan met speciale situaties met closed-loop systemen rekening mee dat Time In Range essentieel is, maar net zo belangrijk is jouw Time In Happiness! Zorg voor je emotionele welzijn en probeer een diabetes burn-out te voorkomen. Onthoud dat diabetesmanagement een uitdaging kan zijn en dat het goed is om hulp te zoeken en pauzes te nemen als dat nodig is. Door op de hoogte te blijven, je voor te bereiden en je mentale gezondheid in het oog te houden, kun je met vertrouwen navigeren door de complexiteit van diabetesbeheer met closed-loop systemen.
3.2.6 Wat doen bij hypo/hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sporten, ziekte, alcohol en reizen, specifiek voor de MiniMed 780G - 7 min
Welkom bij deze les over het omgaan met speciale situaties met het Minimed 780G-systeem.
In deze video geven we specifieke tips voor het omgaan met hypo- en hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sporten, ziekte en reizen met het MiniMed 780G-systeem.
Deze aanbevelingen vormen een aanvulling op de algemene richtlijnen voor het omgaan met vergelijkbare situaties met closed-loop systemen. Raadpleeg de algemene module over closed-loop systemen voor meer informatie.
6.1 Hypoglycemie
Met een closed-loop systeem hebt u minder koolhydraten nodig om hypoglykemie te behandelen of te voorkomen dan bij niet-geautomatiseerde insulinetoedieningssystemen, vooral als u weinig insuline aan boord hebt. Met de MiniMed 780G kunt u uw insuline aan boord controleren op het beginscherm of op de sensorgrafiek.
Als je minder dan 10 gram koolhydraten consumeert om een hypo aan te pakken, hoef je dit niet in de pomp in te voeren.
Om hypoglycemieën te voorkomen, kun je de tijdelijke streefwaarde activeren.
6.2 Hyperglycemie
In het geval van een milde hyperglycemie wordt over het algemeen aanbevolen om te vertrouwen op het MiniMed 780G-systeem en geen nepkoolhydraten in te voeren. U kunt echter wel een correctiebolus geven door 0 gram koolhydraten in te voeren in de boluscalculator.
Bij langdurige ernstige hyperglycemie, bijvoorbeeld meer dan 270 mg/dl of 15 mmol/l zonder dalende trend of geen daling van 50 mg/dl of 2,7 mmol/l binnen een uur na een insulinebolus, overweeg dan mogelijke problemen met het infusieset. Verander het infusieset bij twijfel. Je kunt een extra insulinebolus toedienen met je pomp in de handmatige modus of door valse koolhydraten in te voeren. Als dit niet werkt of als er een probleem is met het infusieset, gebruik dan een insulinepen.
Draag voldoende apparatuur bij u om uw infusieset te vervangen en insuline toe te dienen via een insulinepen wanneer dat nodig is.
Om problemen met het infusieset te voorkomen, vervangt u het infusieset zoals aanbevolen en stelt u een herinnering in via de apparaatinstellingen op uw pomp of op uw telefoon.
6.3 Vetrijke maaltijden
Aanbevolen wordt om slechts 70% van de koolhydraten toe te dienen tijdens een vetrijke maaltijd, waarbij het closed-loop systeem het resterende deel voor zijn rekening neemt.
Indien nodig, overweeg dan om de bolus te splitsen door 50% van de koolhydraten vóór de maaltijd toe te dienen en de resterende 50% twee uur later.
Recente onderzoeken suggereren dat het simpelweg geven van 100% van de koolhydraten meestal niet leidt tot hypo- of hyperglycemie.
6.4 Lichaamsbeweging
Als u sport met de MiniMed 780G, gebruik dan de tijdelijke streefwaarden en maaltijdbolusreductie zoals aanbevolen in de algemene module over closed-loop systemen.
Voor lichte langdurige activiteit kunt u er ook voor kiezen om de normale streefwaarde te gebruiken en autocorrecties uit te schakelen.
Als u de MiniMed Mobile-app gebruikt, overweeg dan om de natieve Apple Watch-verbinding of open-source apps te gebruiken om uw sensordata over te zetten op uw smartwatch of fietscomputer voor eenvoudigere monitoring.
6.5 Ziekte
Meestal kunt u met het MiniMed 780G-systeem in de automodus blijven tijdens ziekte. Er zijn echter uitzonderingen op deze regel. Als u last hebt van verhoogde ketonen of langdurige hyperglycemie, wat kan worden veroorzaakt door factoren zoals hoge doses corticosteroïden, kan het nodig zijn om de automodus tijdelijk te verlaten en aanvullende maatregelen te nemen om uw glucosespiegels effectief te beheren. In dergelijke gevallen is het belangrijk om uw behandelteam te raadplegen voor specifieke begeleiding en aanpassingen van uw behandelplan.
Let op: hogere doses paracetamol kunnen vals hoge waarden veroorzaken op de Guardian 4 en Simplera sensor. Voer in dergelijke gevallen extra vingerpriktesten uit. Als u niet zeker bent van de integriteit van de sensor, is het raadzaam om de automodus te verlaten.
6.6 Alcohol
Hoewel het risico van vals hoge waarden op de Guardian 4 sensor als gevolg van alcoholgebruik zeldzaam is, wordt het wel vermeld.
Het is essentieel om bewust te zijn van een hoger risico op hypoglycemie na alcoholconsumptie.
Het eten van meer koolhydraten helpt niet om alcoholgerelateerde hypoglycemie te voorkomen. In plaats daarvan kunt u overwegen de tijdelijke streefwaarde preventief te gebruiken gedurende een paar uur na het drinken van grote hoeveelheden alcohol.
6.7 Reizen
Wanneer u op reis gaat met de MiniMed 780G-pomp, zorg er dan voor dat u voldoende essentiële artikelen bij u heeft. Vergeet niet om wat insulinepennen met snelwerkende insuline mee te nemen voor eventuele noodgevallen.
In het geval van een defect aan de pomp, krijgt u binnen 24 uur een nieuwe vervangende insulinepomp voor noodgevallen toegestuurd, behalve voor afgelegen locaties zoals eilanden. Als u naar dergelijke gebieden reist, kunt u een leenpomp aanvragen via de WeCare app of platform, maar zorg ervoor dat u dit ten minste 3 weken voor uw reis doet.
Als u de Guardian 4-sensor gebruikt, zorg dan goed voor uw zenders, vooral als u op reis bent, want ze worden niet met spoed vervangen. Overweeg om een nieuwe zender mee te nemen als de huidige bijna verlopen is.
Vergeet niet om AA-batterijen in te pakken voor je pomp en AAA-batterijen voor de oplader van je zender als je de Guardian 4-sensor gebruikt.
Vergeet ook niet om de tijd op uw MiniMed 780G-insulinepomp aan te passen wanneer u in een nieuwe tijdzone aankomt.
Tot slot vereist het omgaan met speciale gelegenheden met de MiniMed 780G een individuele benadering en de bereidheid om zich aan te passen en te leren door vallen en opstaan. Hoewel we voor verschillende situaties aanbevelingen hebben gegeven, is het belangrijk om te onthouden dat ieders diabetesmanagementbehoeften uniek zijn. Nauwe samenwerking met je zorgteam is cruciaal om je insulinedoseringen en -strategieën af te stemmen op je specifieke omstandigheden. Daarnaast kan het zoeken van steun in online gemeenschappen, zoals Facebookgroepen, waardevolle inzichten en een gevoel van solidariteit geven, omdat je in contact komt met anderen die mogelijk met soortgelijke uitdagingen te maken hebben gehad. Onthoud dat deze informatie over het beheren van speciale gelegenheden bedoeld is als aanvulling op de algemene aanbevelingen uit de algemene video over closed-loop systemen.
De duurtijd van de video’s staat telkens aangegeven, doch het is ook mogelijk om de afspeelsnelheid van de video’s te versnellen. De gesproken tekst is ook zichtbaar onder de videos.
DiabetesPlus is een patientenorganisatie in Nederland voor en door mensen met type 1 diabetes, en zij bieden ook pumpbuddies aan. Dit zijn mensen die dit closed-loop systeem gebruiken en klaarstaan om hun ervaring met jou te delen. Kijk hier om een gesprek aan te vragen: https://diabetesplus.nl/pompbuddys-medtronic-minimed-780g-systeem
DiabetesPlus biedt ook andere interessante video’s
- https://diabetesplus.nl/technologie/
Veel succes met je pompstart,
Jouw diabetesteam
Subscribe
Join our mailing list to receive updates and exclusive offers.
© 2024 Diabetotech | Diabetotech is a Nonprofit Organization, making diabetes technology education accessible for people with diabetes and their healthcare providers.