mylife Loop met FreeStyle Libre 3
Leuk dat je gaat starten met het mylife Loop closed-loop systeem met FreeStyle Libre 3 sensor.
In deze video's vind je uitleg over hoe de verschillende componenten van dit systeem werken.
We stellen voor dat je deze bekijkt vooraleer de opstart gepland is. Op die manier kan de educatie sneller gaan, en kan je misschien ook sneller naar huis.
FreeStyle Libre 3 (24 min)
1.6.2 Sensor plaatsen - 4 min
Coming Soon
1.1.3 Betrouwbaarheid van glucosesensoren - 10 min - optioneel
In dit segment gaan we dieper in op de betrouwbaarheid van glucosesensoren. We ontleden de nauwkeurigheid van sensoren, de interpretatie van trendpijlen op basis van de vertragingstijd, gevallen waarin een vingerprik nodig is, aanbevelingen voor sensorkalibratie, storende stoffen en wat extra tips en trucs.
3.1 Nauwkeurigheid van glucosesensoren
De betrouwbaarheid van glucosesensoren is in de loop der tijd aanzienlijk verbeterd, waarbij hun Mean Absolute Relative Difference (MARD) consistent onder of rond de 10% scoort. Er wordt veel gediscussieerd over de MARD als nauwkeurigheidsparameter, maar sensoren met een MARD van 10% of minder worden over het algemeen geaccepteerd als voldoende nauwkeurig voor het doseren van insuline zonder dat er extra vingerprikcontroles nodig zijn.
Het gebruik in ziekenhuizen en de nauwkeurigheid van deze sensoren tijdens specifieke situaties zoals dialyse blijven onderwerp van voortdurende discussie. In ziekenhuizen zijn sensoren meestal toegestaan, maar ze worden regelmatig gecontroleerd met een vingerprik. Vingerprikken wordt ook aangeraden in geval van hypoglykemie in het ziekenhuis en na behandeling van hypoglykemie met glucose.
Het is belangrijk om in gedachten te houden dat de sensoren de eerste 24 uur minder nauwkeurig kunnen zijn. Wees dus voorzichtig met het nemen van insuline of het consumeren van suikers op basis van je sensormetingen gedurende deze periode.
3.2 Lagtime en trendpijlen
Glucosesensoren meten glucoseniveaus in de interstitiële vloeistof in het vetweefsel onder de huid. Er is meestal een vertraging, bekend als 'lagtime', tussen veranderingen in de bloedglucose en de detectie van deze veranderingen door de sensor. Over het algemeen varieert de vertragingstijd van 5 tot 10 minuten, maar deze kan oplopen tot 15 tot 20 minuten in tijden van snelle glucoseveranderingen.
Deze vertragingstijd speelt een cruciale rol bij de manier waarop we trendpijlen interpreteren. Het interpreteren van de trendpijlen op uw glucosesensor is van cruciaal belang bij diabetesbeheer. De specifieke details verschillen per systeem, maar meestal geeft een pijl met een rechte opwaartse of neerwaartse lijn aan dat het glucoseniveau van de sensor ongeveer 2 mg/dl per minuut of 0,11 mmol/l per minuut stijgt of daalt. Er bestaan talloze richtlijnen voor het aanpassen van insuline op basis van deze metingen. Maar, één belangrijke vuistregel is dat bij een pijl die recht omhoog of omlaag gaat, de werkelijke glucosespiegel al ongeveer 30 milligram per deciliter of 1,6 millimol per liter hoger of lager kan zijn, rekening houdend met de vertragingstijd.
Dit begrijpen is essentieel om overcorrectie te voorkomen in gevallen van hypoglykemie en hyperglykemie.
- Als je bijvoorbeeld suiker consumeert als gevolg van hypoglykemie, kan het tot 20 minuten duren voordat de sensor de stijgende glucosespiegel weergeeft. Als je niet zeker weet of je meer suiker nodig hebt, is het aan te raden om een vingerprik te doen in plaats van alleen af te gaan op de sensorwaarden.
- Ook bij hyperglykemie na een insuline-injectie is het mogelijk dat je glucosespiegel al daalt, ook al is dat nog niet zichtbaar op de sensor. Als de trendpijl een dalende trend laat zien, is het over het algemeen het beste om verdere insuline-injectie te vermijden. In geval van onzekerheid wordt het uitvoeren van een vingerprik aanbevolen.
3.3 Situaties die traditionele vingerprikken vereisen
Ondanks de algemene betrouwbaarheid en het gemak van glucosesensoren, is het in bepaalde situaties nog steeds nodig om traditionele vingerprikken te gebruiken om de bloedglucosewaarden te bevestigen.
- Als uw lichamelijke symptomen bijvoorbeeld niet lijken overeen te komen met de meetwaarden van uw sensor, bijvoorbeeld een hypoglykemiewaarschuwing zonder symptomen van lage bloedglucose, is het cruciaal om een vingerprik uit te voeren om duidelijkheid te krijgen.
- Hetzelfde geldt als je sensor geen glucosewaarde of trendpijl geeft.
De vuistregel die u hier moet onthouden is: "haal uw meter tevoorschijn bij twijfel".
3.4 Vingerprikken om de nauwkeurigheid van de sensor en de kalibratie te valideren
Als u een discrepantie opmerkt tussen de sensorglucosewaarde en uw vingerprikwaarde, is het belangrijk om een aantal factoren in overweging te nemen voordat u concludeert dat de sensor niet goed werkt. Hier zijn enkele aanbevelingen om in gedachten te houden:
- Doe geen nauwkeurigheidscontrole op de eerste dag dat je een nieuwe sensor hebt ingebracht. In de regel zullen alle sensoren de eerste dag een lagere nauwkeurigheid vertonen, daarom moet de verificatie met een vingerprik sneller worden uitgevoerd.
- In plaats van af te gaan op één enkele meting, is het raadzaam om de nauwkeurigheid van uw sensor meerdere keren te controleren voordat u concludeert dat hij niet goed werkt.
- Kies voor een tijdstip waarop uw glucosewaarden gedurende 30 minuten stabiel zijn (aangegeven door een vlakke pijl op uw sensor) en ook binnen bereik liggen, dat wil zeggen tussen 70-180 mg/dl of 3,9-10 mmol/l.
- Was je handen voordat je een vingerprik uitvoert.
Als uw sensor voortdurend meer dan 20% verschiltoont ten opzichte van de vingerprikmetingen onder stabiele omstandigheden en glucosewaarden met een streefbereik, overweeg dan om de sensor te kalibreren als deze deze functie ondersteunt, of om de sensor te vervangen door een nieuwe. Als u contact opneemt, zullen de meeste bedrijven doorgaans gratis een vervangende sensor leveren.
3.5 Interfererende stoffen
Het is belangrijk om te weten dat sensoren beïnvloed kunnen worden door bepaalde storende stoffen. Dit is afhankelijk van de sensor die u gebruikt.
Hoewel dit normaal gesproken weinig voorkomende stoffen zijn, kunnen bij bepaalde sensoren zelfs veelvoorkomende stoffen zoals paracetamol de sensormetingen verstoren.
3.6 Do’s en dont’s
- Veel mensen die voor het eerst een sensor gebruiken, schrikken van de pieken in de sensorglucose na een maaltijd. Ze zouden geneigd kunnen zijn om onmiddellijk een corrigerende bolus insuline toe te dienen. Het is echter cruciaal om te onthouden dat er na de maaltijd nog steeds actieve insuline in het lichaam werkzaam is, en het te snel toedienen van extra insuline kan resulteren in insulinestapeling - een ongewenste scenario die kan leiden tot ernstige hypoglykemie.
- Een veel voorkomende verrassing voor veel mensen is het significante verschil tussen sensorwaarden en waarden verkregen via een vingerprik. Het is belangrijk om te begrijpen dat de nauwkeurigheid van een sensor het best kan worden beoordeeld op momenten dat de sensorglucosewaarden stabiel en binnen het doelbereik zijn. Er zijn verschillende controles nodig voordat u kunt concluderen dat een sensor niet goed werkt.
- De meeste sensoren worden in de fabriek gekalibreerd, maar ze hebben een opwarmperiode van 30 minuten tot 2 uur nodig voordat ze glucosewaarden gaan weergeven. Als er tijdens deze opwarmperiode significante schommelingen in de sensorglucosewaarden optreden, kunnen de gegevens van de sensor fouten bevatten. Daarom is het verstandig om uw sensor te vervangen op een moment dat u stabiele bloedglucosewaarden verwacht - niet direct voor of na een maaltijd.
Hoewel glucosesensoren betrouwbaar zijn voor het doseren van insuline, kan het enige tijd duren voordat mensen volledig vertrouwen hebben in de sensorwaarden. Het is belangrijk om te erkennen dat alle technologie storingen kan vertonen en dat glucosesensoren over het algemeen minder nauwkeurig zijn dan vingerprikken. Als de meting van uw sensor niet overeenkomt met hoe u zich voelt, controleer uw glucosespiegel dan altijd met een controlevingerprik. Als u deze richtlijnen volgt, kunnen glucosesensoren een betrouwbaar hulpmiddel zijn voor het doseren van insuline en het beheer van diabetes aanzienlijk vergemakkelijken.
1.1.4 Beheer van sensorlocaties - 10 min - optioneel
Welkom bij deze video over effectief locatiebeheer.
In dit segment gaan we dieper in op enkele nuttige tips over het plaatsen van sensoren, het verwijderen van sensoren, sensorallergie en geven we een lijst met do's en don'ts voor sensoronderhoud.
4.1 Optimaal sensorplaatsbeheer
De nauwkeurigheid van sensormetingen kan aanzienlijk afhangen van waar ze geplaatst worden:
- De optimale resultaten worden bereikt als de sensoren op de goedgekeurde plaats geplaatst worden. Dit is meestal de bovenarm, en in sommige gevallen de buik of billen.
- Vermijd herhaald gebruik van dezelfde sensorplaats om plaatselijke huidontsteking te voorkomen. Verander de sensorlocatie bij elke nieuwe sensor.
- Plaats de sensor niet onder een riem, tailleband, veiligheidsgordel, in de buurt van botten, de navel, geïrriteerde huid, littekens, tatoeages of gebieden met lipodystrofie.
- Wees op uw hoede voor plaatsen waar u tijdens het slapen tegenaan kunt stoten, op kunt duwen of op kunt liggen. Druk op de sensor tijdens het slapen kan compressie veroorzaken, wat kan leiden tot onjuiste lage meetwaarden.
4.2 Een lange levensduur van de sensor garanderen
Probeer de volgende tips om ervoor te zorgen dat je sensor beter blijft zitten:
- Reinig en droog de huid grondig. Scheren en wassen met water en zeep kan oliën verwijderen die een goede hechting verhinderen. Laat het gebied aan de lucht drogen voordat je de sensor aanbrengt.
- Gebruik geen zonnebrandcrème of insectenspray rond de sensorlocatie.
- Voor een betere hechting van de sensor kan het nuttig zijn om de huid te desinfecteren voordat u de sensor plaatst. Wacht tot de huid droog is voordat u de sensor plaatst. Als de huid nog vochtig is van het alcoholdoekje, hecht de sensor mogelijk niet goed. Het is vermeldenswaard dat het gebruik van alcogel voor desinfectie niet wordt aanbevolen omdat het de nauwkeurigheid van de sensormetingen kan beïnvloeden en waarden kan doen afwijken.
- Overweeg om in de zomer eerst deodorant aan te brengen om plaatselijk zweten te minimaliseren.
- Sommige mensen vinden het nuttig om extra lijm zoals Skintac of Conveenprep te gebruiken. Laat de lijm volledig drogen voordat je de sensor plaatst. Aan de andere kant kunnen sommige mensen allergisch reageren op Skintac, en dit wordt soms ten onrechte in verband gebracht met een allergie voor de sensor zelf in plaats van de doekjes.
- Zorg ervoor dat u na het plaatsen van de sensor de lijm goed op de huid wrijft om de hechting te verbeteren.
- Dexcom- en Guardian-sensoren worden meestal geleverd met gratis overtape in de verpakking. Voor FreeStyle Libre- en Simplera-sensoren is meestal geen extra overtape nodig.
- Verschillende bedrijven bieden overtape met aangepaste maten, schattige ontwerpen en hoogwaardige materialen. Soms wordt echter aangeraden om de zender niet te bedekken om mogelijke interferentie met de Bluetooth-connectiviteit te voorkomen.
- Als je een klein stukje weefsel tussen de sensor en de overtape legt, kun je de overtape gemakkelijk vervangen zonder dat je de sensor zelf hoeft te vervangen. Deze methode kan gemak en flexibiliteit bieden bij het behouden van de hechting van de sensor.
- Als de kant van de overtape loslaat, kun je medische tape gebruiken om hem op zijn plaats te houden.
- Daarnaast zijn er sensorhouders verkrijgbaar die de sensor goed op zijn plaats houden tijdens de dagelijkse activiteiten.
4.3 Voorzichtige verwijdering van de sensor
Sommige gebruikers vinden dat hun sensoren te stevig vastzitten. Hier volgen enkele tips voor het verwijderen van de sensor:
- Verwijder de sensor langzaam en houd hem zoveel mogelijk parallel aan de huid.
- U kunt een medisch oplosmiddel of watten gedrenkt in babyolie rond de sensor gebruiken. Dit kan helpen om de sensor gemakkelijker te verwijderen.
- Vermijd het verwijderen van de sensor na het douchen. Warmte en vochtigheid versterken de kleverigheid van de lijm, waardoor deze moeilijker te verwijderen is.
- Lijmresten kunnen worden verwijderd met speciale producten zoals Remove wipes, Tacaway of Limisan pleisterverwijderaar. Babyolie of massageolie kan ook worden gebruikt.
4.4 Omgaan met sensorallergieën
Tot een derde van de sensorgebruikers kan een of andere vorm van huidreactie ervaren. Het is cruciaal om naar deze reacties te vragen en de juiste tips te geven voor een optimaal gebruik van de sensor. Hier volgen enkele aanbevelingen:
- Reinig huid grondig: Voordat je de sensor inbrengt, moet je ervoor zorgen dat de huid goed gereinigd is. Als je gevoelig bent voor irritatie, is het aan te raden om alcoholdoekjes te vermijden omdat deze de reactie kunnen verergeren. In plaats daarvan kunt u overwegen om barrièredoekjes of spray te gebruiken en deze voldoende te laten drogen voordat u de sensor plaatst.
- Overweeg corticoïdspray voor het inbrengen: Als de huidreacties aanhouden, kunt u proberen cortison neusspray te gebruiken voor het inbrengen van de sensor. Laat deze middelen goed drogen voordat u de sensor op de huid plaatst.
- Onderzoek alternatieve pleisters: Allergieën worden vaak veroorzaakt door de zelfklevende pleisters die bij de sensor worden gebruikt. Als je last hebt van voortdurende irritatie, kan het nuttig zijn om over te stappen op een ander type pleister. Experimenteren met alternatieve opties kan helpen om een patch te vinden die beter bij je huid past.
- Gebruik cortisonzalf bij irritatie: In gevallen waar irritatie optreedt, kan het aanbrengen van cortisonzalf helpen om de genezing van de huid te versnellen.
- Overweeg ten slotte om na het verwijderen van de sensor een vetrijke crème op de sensorplaatsen aan te brengen, zodat de huid sneller kan genezen. Een droge huid is vatbaarder voor irritatie.
4.5 Contactirritatie versus contactallergie
Bij allergieën is het belangrijk om de ernst van de reactie te beoordelen en eventuele zichtbare uitslag te onderzoeken. Hoewel het in de meeste gevallen om contactirritatie gaat, kan een klein percentage van de sensorgebruikers een contactallergie ervaren. In zulke gevallen is het cruciaal om het allergeen te vermijden om verdere complicaties te voorkomen.
- Contactallergie is een overgevoeligheidsreactie van het immuunsysteem die wordt uitgelokt door een zelfklevende component. Het uit zich als een vertraagde allergische reactie die weken, maanden of jaren na het eerste contact optreedt. Latere blootstellingen leiden tot een onmiddellijke reactie binnen 1 tot 2 uur, die met elke keer erger wordt. De symptomen omvatten intense jeuk, blaasjes, papels, huidzwelling en druipend vocht. De reactie kan zich uitstrekken tot buiten het blootgestelde gebied.
- Contactirritatie daarentegen is het gevolg van een niet-immuun gemedieerde ontsteking door directe huidbeschadiging veroorzaakt door chemische of mechanische factoren. Hitte, vochtigheid en duur van de blootstelling kunnen de symptomen verergeren, waaronder meestal een branderig gevoel, roodheid, afschilfering en korstvorming.
- Het kan lastig zijn om contactallergie en irritatie van elkaar te onderscheiden, maar ze kunnen ook samen voorkomen. Huidbeschadiging door irritatie kan de blootstelling aan antigenen verhogen, wat een allergische reactie kan uitlokken. In dergelijke gevallen is het raadzaam om een gespecialiseerde dermatoloog te raadplegen voor verdere evaluatie en begeleiding. Zij kunnen deskundig inzicht geven en helpen bij het bepalen van de juiste handelwijze.
- Het uitvoeren van een patchtest kan helpen om onderscheid te maken tussen de twee aandoeningen.
4.6 Do’s & don’ts
- Als je aanhoudend ongemak ervaart na het inbrengen van een sensor, kan de sensor in contact zijn gekomen met een zenuw of spier. Het is het beste om de sensor te verwijderen en een nieuwe in te brengen.
- Bij het inbrengen van een sensor wordt aangeraden niet te hard op de inbrenghuls te drukken om bloeden te voorkomen. De sensordraad mag niet in een bloedvat worden gestoken, dus als de sensorplaats hevig bloedt, is het aangewezen om de sensor te vervangen en dit te melden bij het bedrijf voor een gratis vervangende sensor. Als het slechts een kleine bloeding is, kunt u proberen de sensor te houden.
- Als zich herhaaldelijk sensorfouten voordoen, probeer dan een andere plaats op het lichaam te kiezen om uw sensor in te stellen.
- De Bluetooth-verbinding kan worden verstoord door andere Bluetooth-apparaten in de buurt, zoals bloedglucosemeters, headsets, tablets of keukenapparaten zoals magnetrons of keramische kookplaten. In dit geval geeft uw ontvanger geen sensorglucosewaarden weer. Wanneer de bluetooth-verbinding weer stabiel is, worden de gegevens weer aangevuld.
Gewapend met deze waardevolle informatie bent u nu in staat om veelvoorkomende problemen met sensoren op te lossen, waaronder optimale plaatsing van de sensor, veilige verwijdering, loszittende sensoren en het omgaan met allergieën. Met deze kennis kunt u de kracht van glucosesensoren gebruiken om diabetes effectief te beheren en uw gezondheid onder controle te houden.
mylife YpsoPump (25 min)
2.4.2 Onderdelen van de pomp - 5 min
Welkom bij deze uitgebreide handleiding over het gebruik van de mylife YpsoPump!
In deze video nemen we het volgende met je door: De onderdelen en bedieningsknoppen op de pomp. Het proces van het opladen van je pomp. De stappen om je pomp te ontgrendelen. En hoe je door de (begin)schermen en het interne menu van de pomp navigeert.
2.1 Onderdelen en knoppen op de pomp
De voorkant is voorzien van een zwart-wit touchscreen. In de rechterbovenhoek zit de batterij, vastgezet met een batterijdeksel, terwijl in de linkeronderhoek de voorgevulde insuline PumpCart en de adapter zitten. Deze adapter wordt aangesloten op de katheter. Het uiteinde van de katheter kan op de canulebehuizing worden geklikt. De enige knop op de pomp is de functietoets, ontworpen voor meerdere doeleinden.
2.2 Batterij vervangen
De mylife Ypsopump werkt op een standaard AAA alkalinebatterij. Zorg bij het vervangen dat de negatieve kant er eerst in gaat. De batterij gaat meestal ongeveer een maand mee en moet dan worden vervangen. Als de batterij eenmaal op zijn plaats zit, bevestig je het batterijdeksel erop. Het is aan te raden om het batterijdeksel elke drie maanden te vervangen om de pomp waterdicht te houden. Je kunt het batterijdeksel vastzetten met een cent, zodat hij goed aansluit op de pomp. Na het vervangen van de batterij zal de pomp een scherm weergeven met het serienummer en de softwareversie. Accepteer het door op het vinkje te drukken, waarna de zelftest van de pomp wordt gestart. Stel vervolgens de tijd en datum in en je wordt doorgestuurd naar het statusscherm.
2.3 De pomp ontgrendelen
De pomp is standaard ingesteld op toetsvergrendeling. Als je op de functietoets drukt, wordt de pomp geactiveerd. Om naar het pompmenu te gaan, veeg je naar links op het statusscherm en voer je 1,2,3 in.
2.4 Beginscherm en pompmenu
Het beginscherm geeft het volgende weer:
- Bovenaan vind je de tijd, datum, vergrendelingsstatus en het batterijniveau. In het midden geeft het statuspictogram de huidige status van de insulineactiviteit weer. Dit kan verschijnen als streepjes met een vierkantje, wat aangeeft dat de basale insuline is gestopt. Het kan ook bestaan uit streepjes, vergezeld van de letter A of B, om het actieve basaalprofiel aan te geven. Als er een tijdelijk basaal in werking is, geeft het pictogram een procentteken weer. En tot slot, als een normale, verlengde of gecombineerde bolus wordt toegediend, toont het pictogram het bijbehorende bolussymbool. Het toont ook de basale insulinesnelheid of de resterende toe te dienen bolus insuline.
- Veeg naar links op het beginscherm en voer 1,2,3 in om het pompmenu te openen, dat uit zeven opties bestaat: Bolus, Basaal snelheden, Patroon vervangen,infusieset, Gegevens, Stop-/STARTmodus en Instellingen. Veel van deze opties hebben submenu's. Een complete menukaart kan onder deze video worden gedownload. Als je vanuit het startscherm naar rechts veegt, kom je in de weergave Laatste bolus, waarin alle informatie over de laatste volledig toegediende bolus wordt weergegeven.
- Navigeren door het menu is eenvoudig - tik op de pictogrammen. Een kruisje betekent annuleren, een vinkje bevestigen, een pijl met een slotje betekent vooruit om te ontgrendelen, een pijltje betekent vooruit, een pijltje omhoog betekent een menuniveau omhoog en een pijltje terug betekent een stap terug. Soms wordt een pictogram grijs weergegeven om aan te geven dat het niet beschikbaar is.
Met de functietoets kan je op elk moment terugkeren naar het statusscherm. Het kan ook het scherm aan- of uitzetten en een blinde insuline bolus toedienen, indien dit zo ingesteld is. De functieknop kan op twee manieren worden bediend. Kort indrukken voert de meeste functies uit. Voor andere functies, zoals het activeren van de blinde bolus, moet de functietoets langer dan 2 seconden worden ingedrukt, totdat de pomp trilt.
2.5 Do’s en don’ts
- Je vindt een uitgebreid menuoverzicht in het downloadgedeelte, dat je kunt opslaan zodat je het gemakkelijk kunt raadplegen als je een bepaalde menuoptie zoekt.
- De pomp is waterdicht, maar alleen voor een uur tot een diepte van 1 meter.
- Het pictogram met de drie vierkanten en pijlen symboliseert schermrotatie. Dit kan je gebruiken om het scherm 180 graden te draaien.
- Om de bediening van de functieknoppen te vereenvoudigen, kunt u het scherm van de pomp 180 graden draaien. U kunt dit doen door naar de instellingen in het hoofdmenu te gaan. Het pictogram met de drie vierkanten en pijlen symboliseert schermrotatie. Bevestig dit om het scherm 180 graden te draaien.
- Overweeg indien nodig het gebruik van de pompklip of ander draagmateriaal.
- Overweeg ook het gebruik van een hoes, omdat de pomp gemakkelijk krassen kan oplopen. Een lijst met draag- en beschermingssystemen van Ypsomed is beschikbaar in de downloads. Verschillende andere bedrijven bieden ook draag- en beschermingsoplossingen.
- De mylife YpsoPump past de tijd en datum niet automatisch aan. Dus als je wisselt tussen winter- en zomertijd, of als je naar een andere tijdzone reist, moet je zelf de tijd aanpassen. Je kunt dat doen via de instellingen.
Gefeliciteerd! Je begrijpt nu de basisbediening van de mylife YpsoPump, inclusief het vervangen van de batterij. Onze volgende video helpt je bij het instellen van de insulinetoediening.
2.4.3 Insuline instellen en pomp gebruiken in manuele modus - 5 min
Welkom, in deze video laten we zien hoe de insulineafgifte op de mylife YpsoPump wordt geprogrammeerd.
Houd er wel rekening mee: Als je van plan bent om deze pomp te gebruiken als onderdeel van het mylife Loop closed-loop systeem, worden de instellingen voor de insulinetoediening beheerd via de mylife CamAPS FX app. Een speciale module behandelt dit in detail. Maar voor het geval je je gsm vergeet, is het belangrijk om te weten hoe je de pomp manueel kunt bedienen.
We zullen het in deze video hebben over:
- Basale insulinesnelheid programmeren,
- Een tijdelijk basaal starten en stoppen,
- En een insuline bolus toedienen.
3.1 Basale insulinesnelheid programmeren
De mylife Ypsopump staat slechts twee basale insulinesnelheidsprofielen toe - basaal A en basaal B. Als één basaal profiel voldoende is voor je, stel je basaal B in zodat deze overeenkomt met basaal A. Om de basale insulinesnelheid te programmeren, navigeer je naar 'basale hoeveelheden' in het hoofdmenu en selecteer je basaal A. Pas de insuline-eenheden per uur voor het eerste uur van de dag aan door te scrollen en bevestig daarna met het vinkje. Herhaal dit proces voor alle 24 uur. Veeg naar rechts om terug te gaan naar het vorige uur. Na afloop toont de pomp de totale basale insuline dagdosis, samen met een grafiek van de geplande basale insulinesnelheid. Bevestig om de instellingen op te slaan. In het submenu Basale hoeveelheid, zie je nu de totale basale insuline dagdosis vermeld bij basaal A.
Zoals aangegeven, moet basaal B op dezelfde manier worden ingesteld als basaal A indien je voldoende hebt met 1 basaal profiel. Selecteer basaal B in het hoofdmenu en programmeer de basale insulinesnelheid overeenkomstig.
Wanneer je de basale insulineafgifte wilt stoppen, kan je dit doen via het hoofdmenu, door te kiezen voor de stopmodus. Het hervatten van de insulineafgifte gaat via dezelfde stappen. Er verschijnt een melding als de pomp langer dan een uur in de stopmodus staat. Om deze melding direct te ontvangen, druk lang op de functietoets en bevestig.
3.2 Tijdelijk basaal
Om een tijdelijk basaal te starten, ga naar het basaalsnelheden submenu en zoek naar het symbool voor tijdelijk basaal. Hier kun je de snelheid (van 0 tot 200%) en de duur (15 minuten tot 24 uur) instellen. Zodra dit is bevestigd, verschijnt er een procentsymbool naast het actieve basaalprofiel (A of B) op het beginscherm. De basaalsnelheid wisselt tussen het ingestelde percentage en de resterende duur van het tijdelijke basaal.
Wanneer het tijdelijk basaal afloopt, verschijnt er een bericht waarin je wordt gevraagd om jouw bevestiging. Ongeacht je reactie, zal de pomp terugvallen op de geplande basaal insulinesnelheid. Om het tijdelijk basaal te annuleren, open je het submenu basaalsnelheden en selecteer je het pictogram tijdelijk basaal, waardoor de pomp terugkeert naar de vooraf ingestelde basale insulinesnelheid.
3.3 Een bolus toedienen
Om een bolus toe te dienen, open je het pompmenu en klik je op het bolus-pictogram, weergegeven door een mes en vork. Een submenu toont drie opties: standaard bolus, verlengde bolus en combinatie bolus. De mylife YpsoPump heeft geen ingebouwde boluscalculator, dus deze instelling is hier niet beschikbaar. Voor een standaard bolus kun je een hoeveelheid kiezen tussen 0,1 en 30 eenheden. Een pictogram op het statusscherm geeft aan dat er een bolus actief is, met een aftelling van de resterende toe te dienen eenheden. De bolus kan worden geannuleerd door op het kruisje te drukken. Wanneer je kiest voor een verlengde bolus, kun je na het instellen van de boluseenheden de toedieningsduur specificeren (variërend van 15 minuten tot 12 uur). Het statusscherm toont dan niet alleen de resterende toe te dienen insuline-eenheden, maar ook de resterende tijd. Voor een combinatie bolus, voer eerst de totale bolus eenheden in, daarna de directe eenheden en als laatste de duur voor de resterende bolustoediening. Het pictogram linksboven geeft de huidige bolusinstellingen aan.
En dat was het, een handleiding voor het programmeren en wijzigen van insuline-instellingen op de mylife YpsoPump. In onze volgende video bespreken we hoe je het insulinereservoir en het infusieset vervangt.
2.4.4 Reservoir en infusieset vervangen - 8 min
Welkom! In deze video geven we uitgebreide uitleg over het verwisselen van het infusieset en het reservoir van de mylife YpsoPump.
Onze video begint met een overzicht van de verschillende infusiesets, gevolgd door een systematische, vierstappenprocedure voor het vervangen van zowel de insuline als het infusieset. Tot slot behandelen we een aantal essentiële do's en don'ts.
4.1 Verschillende infusiesets
In onze demonstratie staat het veelgebruikte mylife Orbit Soft infusieset centraal. Het is vermeldenswaard dat je ook de mylife Orbit Micro infusieset met een stalen canule kunt gebruiken met de mylife YpsoPump.
Beide infusiesets hebben een canule in een hoek van 90-graden Bij de mylife YpsoPump zijn er geen opties voor schuine canules. De infusiesets kunnen manueel worden ingebracht of je kunt de mylife Orbit-applicator gebruiken voor hulp hierbij.
Een opvallend aspect van deze infuussets is dat ze 360 graden draaibaar zijn, waardoor ze gemakkelijk kunnen worden aangesloten en losgekoppeld zonder dat je naar de infusieplaats hoeft te kijken. De infusiesets hebben een unieke huidkleurige patch waardoor ze minder opvallen, maar ze blijven misschien niet zo stevig zitten, waardoor sommige gebruikers extra pleisters nodig hebben. Tot slot zijn de katheters van de mylife Orbit infusiesets blauw gekleurd zodat eventuele luchtbellen gemakkelijker kunnen worden opgespoord.
Onderaan deze video geven we een overzicht van de verschillende beschikbare infusiesets, inclusief hun katheter- en canulelengtes en vulvolumes.
4.2 Reservoir & infusieset vervangen
Voor het vervangen van het infusieset en de insuline heb je het volgende nodig: je PumpCart met insuline op kamertemperatuur, je infusieset, een mylife Orbit-applicator, een alcoholdoekje en je mylife YpsoPump.
Stap 1: Reservoir vervangen
Maak eerst het infusieset los van jouw lichaam. Duw hiervoor voorzichtig op de twee gemarkeerde zijden van het infusieset, waardoor het katheteruiteinde loskomt van de canulebehuizing. Om het insulinepatroon te vervangen, navigeer je naar het insulinepatroon-pictogram in het hoofdmenu. Hier kun je de aandrijfstang terugdraaien door op de dubbele pijl terug te drukken en te bevestigen. Nadat de aandrijfstang volledig is teruggedraaid bevestig dit en de pomp start een zelftest. Draai nu de adapter een kwartslag linksom om deze los te koppelen en verwijder het insulinereservoir, de adapter en de katheter. Plaats een nieuw insulinePumpCart in de patroonhouder (met de opening naar boven) en plaats de adapter erbovenop. De adapter moet in een hoek van 90 graden ten opzichte van de pomp worden geplaatst en een kwartslag in de richting van de pomp worden gedraaid totdat deze vastklikt.
Stap 2: De katheter vullen
Vul vervolgens de katheter, een proces dat bij de mylife YpsoPump sneller verloopt dan bij andere insulinepompen. Navigeer vanuit het pompmenu naar het pictogram met de naald en de insulinedruppels (die de voorvulling van het infusieset voorstellen) en selecteer Katheter vullen. Stel het vulvolume in en bevestig dit. Terwijl het vullen bezig is, hou de insulinepomp rechtop en tik zachtjes tegen je handpalm om eventuele luchtbellen in de ampul los te maken. Herhaal dit proces totdat de insuline uit het uiteinde van de katheter komt en er geen luchtbellen meer zichtbaar zijn in de katheter. Als je het insulinereservoir zelf hebt gevuld, controleer dan of er nog luchtbellen in het reservoir zitten met behulp van de transparante patroonhouder.
Stap 3: Plaatsing van het infusieset
Je bent nu klaar om het infusieset te plaatsen.
Kies eerst je infusieplaats, maak je handen schoon, desinfecteer de plaats met een alcoholdoekje en laat het drogen. Je kunt het infusieset handmatig inbrengen in een hoek van 90 graden of de mylife Orbit-applicator gebruiken.
We zullen de plaatsing van een mylife Orbit Soft infusieset met de aplicator demonstreren:
Plaats het infusieset in de applicator totdat deze vastklikt. Trek de beschermfolie van de pleister af zonder de kleeflaag aan te raken. Draai de beschermkap voorzichtig om, om deze van de canule te verwijderen. Draai het onderste deel van de applicator met de klok mee totdat het vastklikt. Let op: de applictor is nu geactiveerd. Richt de applicator niet op je ogen om accidenteel letsel te voorkomen. Plaats de applicator op de huid en druk op de knop totdat deze vastklikt. Strijk de pleister glad op de huid en wrijf er een paar seconden zachtjes over om de hechting te verbeteren. Terwijl je de pleister tegen jouw huid houdt, gebruik je twee vingers van je andere hand om het infusieset vast te pakken en de inbrengnaald of het inbrengkapje te verwijderen door op de buitenste vleugels van het inbrengkapje te drukken en het weg te trekken. Verenig de verwijderde inbrengnaald met de blauwe beschermdop en gooi hem weg in een naaldencontainer. Plaats de applicator terug in zijn oorspronkelijke positie. Klik het katheteruiteinde direct op de canulebehuizing van het infusieset. Draai de katheter naar links en rechts en trek de canulebehuizing omhoog om te controleren of hij goed vastzit.
Stap 4: De canule vullen
De laatste stap is het vullen van de subcutane canule. Navigeer naar het pictogram infusieset voorvullen in het pompmenu en selecteer canule vullen. Stel hier het vulvolume in en dien het toe.
4.3 Do’s & dont’s
- De mylife Ypsopump is compatibel met alle kortwerkende insulines, maar er zijn alleen Pumpcarts beschikbaar voor Novorapid en Fiasp. Als je de voorkeur geeft aan Humalog, Lyumjev of Apidra, of als je geen toegang hebt tot PumpCarts, kun je de reservoirs van de mylife YpsoPump gebruiken. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor meer informatie. Gebruik altijd kortwerkende insuline met een normale concentratie van 100 U/ml.
- Controleer je glucosespiegel altijd 2 uur na het plaatsen van een nieuw infusieset. Dit is de enige manier om te bevestigen dat het infusieset goed is geplaatst en de insuline goed wordt toegediend.
- Met de mylife Ypsopump kun je het reservoir, de katheter en het infusieset afzonderlijk verwisselen. Je hoeft dus niet telkens je katheter en infusieset te verwisselen als je een nieuw insulinereservoir plaatst. De infusiesets zijn ook los van de katheter verkrijgbaar.
- De infusiesets van de mylife Ypsopump worden anders aangesloten en losgekoppeld dan infusiesets van andere pompen. Om een mylife Orbit-infusieset los te koppelen, druk voorzichtig op de ribbels aan de zijkant om deze los te maken. Om opnieuw aan te sluiten, klik je het katheteruiteinde op de canulebehuizing. Controleer altijd of het katheteruiteinde goed op zijn plaats zit door de katheter te draaien en de canulebehuizing omhoog te trekken.
Inmiddels moet je je vertrouwd voelen met het vervangen van zowel het infusieset als de insuline in jouw mylife YpsoPump. Dankzij de voorgevulde insulineflacons verloopt het proces relatief soepel. Het kan wat oefening vergen om te wennen aan de infusiesets en de applicator, maar het is niet moeilijker dan met andere pompen. Als je twijfelt, kun je altijd deze handleiding raadplegen. Veel succes!
2.4.5 Pompalarmen - 5 min - optioneel
Welkom bij deze informatieve video over mogelijke alarmen op de mylife YpsoPump.
We gaan in op de verschillende waarschuwingen en meldingen die op de mylife YpsoPump kunnen verschijnen, en geven aanvullend advies.
5.1 Waarschuwingen
Waarschuwingen zijn alarmen met de hoogste prioriteit. Ze worden aangeduid met een uitroepteken in een driehoekpictogram, en leiden altijd tot het stopzetten van de insulinetoediening. Waarschuwingen zijn voornamelijk voelbaar en hoorbaar en er zijn 4 intensiteitsniveaus. De niveaus escaleren met intervallen van 5 minuten. Als een waarschuwing is bevestigd maar niet is afgehandeld, wordt het na 30 minuten opnieuw hoorbaar en voelbaar afgegeven.
Waarschuwingen zijn gerangschikt op basis van hun prioriteit, namelijk geen batterij, lege batterij, batterij niet geschikt, opladen interne oplaadbare batterij, occlusie, geen insuline, patroon leeg, automatische stop, of elektronische fout. Wat je in deze situaties moet doen, kun je vinden in de handleiding, die toegankelijk is via de downloads aan het einde van deze video.
Je hebt toegang tot alle waarschuwingen in de waarschuwingenhistorie. Hiervoor selecteer je in het hoofdmenu het pictogram gegevens, dat wordt weergegeven door een vel papier, en vervolgens het pictogram waarschuwingenhistorie, dat wordt weergegeven door een uitroepteken in een driehoek op een stuk papier.
5.2 Meldingen
Meldingen zijn alarmen met een lagere prioriteit dan waarschuwingen. Ze worden gesymboliseerd door een 'i'-pictogram maar resulteren niet in het annuleren van de insulinetoediening.
Mogelijke meldingen zijn ampul bijna leeg, batterij bijna leeg, aandrijfstang niet volledig ingetrokken, priming niet voltooid, bolus geannuleerd, tijdelijke basale functie voltooid of geannuleerd, insulinepomp gestopt, en Bluetooth-verbindingsfout. De te nemen stappen in deze scenario's zijn te vinden in de handleiding, die toegankelijk is via de downloads aan het einde van deze video.
Net als waarschuwingen kunnen ook meldingen worden gevoeld en gehoord in vier oplopende niveaus van intensiteit. Deze meldingen worden niet weergegeven in de waarschuwingenhistorie, maar moeten worden bevestigd op het statusscherm.
5.3 Do’s & don’ts
- Als je niet zeker weet wat je moet doen, raadpleeg dan altijd de gebruikershandleiding of neem contact op met de klantenservice. De handleiding behandelt niet alleen waarschuwingen en meldingen, maar ook andere incidenten. Er staat in welke acties je moet ondernemen als bepaalde pictogrammen of functies niet beschikbaar zijn, of als er insuline, vuil of water in de pomp zit. Raadpleeg in dergelijke situaties altijd de handleiding.
- Een specifieke waarschuwing is het opladen van de interne batterij. De mylife YpsoPump heeft een interne oplaadbare batterij die wordt gevoed door de geplaatste alkalinebatterij. Als de interne batterij zwaar wordt belast, kan deze leeg raken. In dat geval verschijnt de waarschuwing "interne batterij opladen". De interne batterij wordt opgeladen door de geplaatste AAA-batterij, wat wordt aangegeven door pijlen die om een zandloper cirkelen. Het opladen kan tot 20 minuten duren. Actieve bolussen en tijdelijke basalen worden gedurende deze periode stopgezet.
- Een andere bijzondere waarschuwing is de elektronische fout. In deze situatie krijg je onmiddellijk een hoorbaar en voelbaar signaal en worden alle pompfuncties geannuleerd. Gelukkig komt dit zelden voor. Je krijgt twee wisselende schermen te zien met instructies om de pomp opnieuw te starten. Koppel het infusieset los van je lichaam en verwijder de batterij. Druk 2 seconden op de functietoets om de pomp in de opslagmodus te zetten. De pomp kan dan opnieuw worden gestart door de batterij terug te plaatsen. Controleer de instellingen en plaats een nieuw insulinereservoir en infusieset. Daarna kan de pomp opnieuw worden gestart.
- Als je om wat voor reden dan ook van plan bent om de pomp tijdelijk niet te gebruiken, is het aan te raden om de pomp in de opslagmodus te zetten. Doe dit door de pomp uit te zetten en de batterij te verwijderen. Plaats het batterijdeksel terug en na 5 minuten schakelt de pomp over naar de opslagmodus.
Zo, nu ken je de primaire alarmen op de pomp en welke stappen je moet nemen. Je hoeft dus niet in paniek te raken als je een pompalarm krijgt. Als je pomp is gekoppeld aan de mylife CanAPS FX app, worden de meeste alarmen meestal weergegeven op je gsm, niet op je pomp. Raadpleeg bij verwarring altijd de gebruikershandleiding of neem contact op met de klantenservice. Veel succes!
2.3.6 Casus en virtuele pomp - 2 min - optioneel
Coming Soon
mylife Loop closed-loop systeem (82 min)
3.4.3 Componenten aan elkaar verbinden - 9 min
In deze video begeleiden we je bij het koppelen van de verschillende onderdelen van het mylife Loop systeem, en het mogelijk maken van het delen van gegevens.
Het mylife Loop systeem werkt op de volgende manier:
- De glycemie wordt elke 1 tot 5 minuten gemeten met de Dexcom G6- of FreeStyle Libre3-sensor.
- De Dexcom G6-zender of de FreeStyle Libre 3-zender stuurt de glycemiewaarden naar de mylife CamAPS FX-app op je gsm.
- De mylife CamAPS FX app berekent de insulinedosis op basis van de ontvangen gegevens, en stuurt deze naar de mylife YpsoPump.
- De mylife YpsoPump dient elke 8 tot 12 minuten insulinebolussen toe, op basis van de informatie van de mylife Loop-app.
- Gegevens van de mylife CamAPS FX app worden verzonden naar de CamAPS Cloud, die ook de insuline-instellingen opslaat voor toekomstig gebruik, in het geval dat de gsm wordt gewisseld.
- De mylife CamAPS FX app kan gegevens doorsturen naar Glooko voor verdere analyse en rapportage.
- Daarnaast kan de mylife CamAPS FX-app worden verbonden met de Companion-app, zodat zorgverleners toegang hebben tot realtime informatie.
In deze video behandelen we het stap-voor-stap proces om de volgende verbindingen tot stand te brengen:
- De FreeStyle Libre3-sensor koppelen aan de mylife CamAPS FX-app.
- De mylife YpsoPump verbinden met de mylife CamAPS FX app.
- De verbinding tot stand brengen tussen de mylife CamAPS FX app en de CamAPS Cloud.
- Een Glooko-account aanmaken.
- De mylife CamAPS FX-app koppelen aan Glooko Personal.
- En de Companion-app verbinden met de mylife CamAPS FX-app.
Door deze verbindingen succesvol te maken, kun je zorgen voor een naadloze integratie van de componenten van het mylife Loop-systeem en het effectief delen van gegevens mogelijk maken.
3.1 De sensor koppelen aan de mylife CamAPS FX-app
Wanneer je de mylife CamAPS FX-app start, heb je de optie om de Dexcom G6- of de FreeStyle Libre3-sensor te selecteren, afhankelijk van je land. Je kan op elk moment wisselen tussen de 2 sensoren. Als je via het menu naar het sensorstatusscherm gaat, kun je altijd kiezen welk type sensor je wilt gebruiken.
Als je de FreeStyle Libre 3 hebt geselecteerd in de app, kun je gewoon de sensor scannen met je telefoon om hem op te starten. Na het starten zie je een bericht dat de sensor aan het opwarmen is, met een aftelling van 60 minuten. Zodra dat is voltooid, wordt de glucosemeting van je sensor weergegeven.
3.2 De mylife YpsoPump koppelen aan de mylife CamAPS FX-app
Voer de volgende stappen uit om de mylife YpsoPump te koppelen aan de mylife CamAPS FX app:
- Navigeer in de mylife CamAPS FX app naar het instellingengedeelte en selecteer "insulinepomp". Kies Ypsopump als pomptype.
- Zorg ervoor dat Bluetooth is ingeschakeld op je mylife YpsoPump. Open de pompinstellingen via het hoofdmenu en zoek naar het Bluetooth-pictogram. Als er een kruisje op het pictogram staat, tik er dan op om Bluetooth in te schakelen.
- Tik op het serienummer dat wordt weergegeven in de app, en selecteer je land uit de beschikbare opties.
- Zet je mylife YpsoPump in de koppelstand. Dit doe je door het pictogram met de twee Bluetooth-logo's in de pompinstellingen te selecteren.
- De pomp geeft een code weer die je moet invoeren in de mylife CamAPS FX app om de koppeling tot stand te brengen. Voer de code in als daarom wordt gevraagd.
Als het koppelen is gelukt, zie je in het menu het serienummer van je mylife YpsoPump, samen met informatie over de insuline aan boord, en het aantal dagen sinds de insulinePumpCart is vervangen.
Let op: als u de infusieset wilt vervangen, moet u deze handeling op de pomp zelf uitvoeren. Om toegang te krijgen tot het pompmenu, moet u de verbinding met de mylife Cam APS app tijdelijk verbreken.
3.3 De mylife CamAPS FX app koppelen aan de CamAPS cloud
Wanneer je de mylife CamAPS FX app voor het eerst opent, word je gevraagd om een account aan te maken die je gegevens zal koppelen aan de CamAPS cloud. Het is belangrijk om je gebruikersnaam en wachtwoord te onthouden voor toekomstig gebruik, vooral als je ooit van gsm wisselt, om er zeker van te zijn dat je je instellingen niet kwijtraakt.
In het geval dat je gsm kapot gaat, zoekraakt, of als je besluit over te stappen op een andere gsm, kun je de eerder geleerde informatie overbrengen naar je nieuwe apparaat. Installeer gewoon de mylife CamAPS FX app opnieuw op je nieuwe apparaat en log in met je bestaande gebruikersnaam en wachtwoord. Houd er echter rekening mee dat als er significante verschillen zijn in je lichaamsgewicht en totale insuline dagdosis in vergelijking met wat eerder werd gebruikt, de mylife CamAPS FX app de geleerde informatie niet zal downloaden naar de nieuwe app.
In dergelijke gevallen begint het algoritme opnieuw bij het begin van het leerproces en heeft het ongeveer twee weken nodig om zichzelf opnieuw te optimaliseren.
3.4 Een Glooko-account aanmaken
De pomp- en sensorgegevens kunnen via Glooko worden gedeeld met je zorgverlener.
We beschrijven hoe je een Glooko-account aanmaakt als gebruiker via Glooko Personal.
- Als gebruiker kun je naar my.glooko.com gaan en "Account aanmaken" kiezen.
- Op een gegeven moment kun je een "proconnect code" invoeren, die je account verbindt met je ziekenhuis.
- Nadat je de registratie hebt voltooid, ontvang je een e-mail met verdere instructies. Het is ook mogelijk om deze e-mail rechtstreeks van je zorgverlener te ontvangen.
- Maak een wachtwoord aan voor je account en houd dit klaar voor toekomstige aanmeldingen, vooral wanneer je gegevens van je pomp moet uploaden.
3.5 De mylife CamAPS FX app koppelen aan Glooko Personal
Binnen de mylife CamAPS FX app kun je de functie Delen openen vanuit het menu. Voor Gebruiker 1 heb je de optie om je e-mailadres gekoppeld aan je Glooko Personal account in te voeren als gebruikersnaam, samen met het bijbehorende wachtwoord voor je Glooko account.
Houd er rekening mee dat het tot 48 uur kan duren voordat je CamAPS-gegevens volledig zijn gesynchroniseerd met Glooko.
Door de verbinding in te schakelen, zal de mylife CamAPS FX app zijn waarden elke 5 tot 10 minuten doorsturen naar jouw Glooko Personal account. Dit zorgt voor een naadloze overdracht en monitoring van je gegevens binnen het Glooko platform.
3.6 De Companion-app koppelen aan de mylife CamAPS FX-app
Als je de Companion-app koppelt aan de mylife CamAPS FX-app, kun je tot 10 zorgverleners toestaan om je voortgang in realtime te volgen. Volg deze twee eenvoudige stappen:
Stap 1: Navigeer in het menu van je mylife CamAPS FX app naar de sectie Delen. Voer het e-mailadres en de gebruikersnaam in van de persoon aan wie je toegang wilt verlenen. Eenmaal ingevoerd, klik je op de knop "Uitnodigen". Deze actie stuurt een e-mail naar de aangewezen persoon met gedetailleerde instructies.
Stap 2: De ontvanger van de uitnodiging wordt gevraagd de mylife CamAPS FX-app te installeren, en een nieuw account aan op hun CamAPS FX app aan te maken.
Zodra ze dit hebben gedaan, kunnen ze hun app koppelen aan de “companion”, en de persoon selecteren die hen heeft uitgenodigd. Na een tijdje verschijnen de glucose- en insulinegegevens. De CamAPS companion app spiegelt de informatie op de CamAPS FX app van de persoon zelf. De glucose- en insulinegegevens en waarschuwingen worden in realtime gedeeld. De CamAPS Companion app kan andere waarschuwingen hebben, dan de waarschuwingen die zijn ingesteld op de eigen CamAPS FX app van de persoon als dat gepast is.
De functies die de insulinetoediening veranderen, zoals de boluscalculator, Boost en Ease-Off, zijn om veiligheidsredenen uitgeschakeld. Er kunnen momenten zijn dat het opvolgen door een begeleider niet nodig is, voor bijvoorbeeld een leerkracht wanneer het kind niet op school is. De begeleider kan dan inactief worden gemaakt in het deelmenu van CamAPS FX van het kind.
Mensen kunnen zowel CamAPS companion als sms-waarschuwingen gebruiken voor toezicht op afstand. Gebruikers hebben wel een SIM-kaart en een geschikt mobiel abonnement nodig om sms'jes te kunnen versturen.
Door deze verbindingen succesvol te maken, kun je zorgen voor een naadloze integratie van de componenten van het mylife Loop-systeem en het effectief delen van gegevens mogelijk maken.
3.4.4 Pomp gebruiken met de mylife CamAPS FX app - 15 min
Welkom bij deze les over de functionaliteit van mylife Loop. Je bedient het mylife Loop systeem via de mylife CamAPS FX-app op je gsm.
In deze video bekijken we hoe je de mylife CamAPS FX app in het algemeen gebruikt, en hoe je deze zowel in de automodus als in de manuele modus gebruikt.
4.1 mylife CamAPS FX-app
De mylife CamAPS FX-app is momenteel beschikbaar voor Android, en een iOS-versie zal in de nabije toekomst worden uitgebracht. Het is belangrijk om te controleren of je gsm compatibel is met de sensor die je wilt gebruiken, zoals de Dexcom G6 of de FreeStyle Libre 3 sensor. Om de compatibiliteit te controleren kun je proberen om de CamAPS FX app, en de respectievelijke Dexcom G6 of FreeStyle Libre 3 app, te downloaden van de Google Play store.
Tijdens de installatie vraagt de mylife CamAPS FX app toestemming voor toegang tot jouw contacten en locatie, en het zal je ook vragen om de energiebesparende batterijmodus uit te schakelen. Om de boluscalculator te kunnen gebruiken, moet je een PIN-code of een vergelijkbare functie instellen op je gsm.
Laten we de verschillende schermen en knoppen van de app verkennen, en leren hoe je de instellingen aanpast.
Het beginscherm heeft verschillende elementen:
- Linksboven bevindt zich het menu, waar we later in detail op in zullen gaan.
- Onder het menu bevinden zich drie tabbladen: het beginscherm, de boluscalculator en het kalibratiescherm.
- In het midden van het beginscherm vind je de sensorwaarde, een trendpijl, en een grafiek met de metingen van de sensor van de afgelopen uren. Je kunt het tijdsbestek dat in de grafiek wordt weergegeven aanpassen.
- Als je op het i-icoontje tikt, verschijnt er aanvullende informatie, waaronder actieve insuline, de huidige basale insulinesnelheid, de resterende insuline in het reservoir, de batterijstatus van de pomp, de laatste bolus insuline, de laatste verbindingstijd met de pomp en zender, de streefwaarde, de totale insuline dagdosis, en de gemiddelde bloedglucosespiegel van vandaag en gisteren.
- Met het pictogram voor het draaien van het scherm kun je overschakelen naar de landschapsmodus.
- Onder de sensorgrafiek vind je de functies Boost en Ease-Off, waarmee je de automatische basale insulineafgifte kunt verhogen of verlagen.
- Onderaan vind je een knop om de automodus in en uit te schakelen.
Als je op het menu linksboven drukt, worden verschillende opties weergegeven:
- Maaltijd toevoegen
- Meldingen
- Deel
- Statistieken
- Informatie over de mylife YpsoPump en sensor, inclusief de optie om de pomp of zender te koppelen
- Instellingen
- Informatie over de app en je account
- En een optie om je sensor te stoppen.
In het gedeelte Meldingen kun je je alarmen aanpassen aan je persoonlijke voorkeuren. Dit betreft voornamelijk sensoralarmen zoals hoog en laag alarm, urgent laag alarm, stijg- en daalalarm en signaalverliesalarm.
Daarnaast kun je een herinnering instellen voor het bijvullen van de pomp, meestal ingesteld op drie dagen om je te herinneren aan de vervanging van het infusieset. Je hebt de keuze om trilling in te stellen of een specifiek geluid te selecteren voor meldingen, waarbij het geluidsniveau wordt bepaald door de volume-instellingen van je gsm. Houd er rekening mee dat je het urgent laag alarm bij 55 mg/dl of 3,1 mmol/l niet kunt uitschakelen, zelfs niet als het geluid op je gsm is uitgeschakeld. De slaapstand is beschikbaar om meldingen tijdelijk te onderdrukken gedurende 10 minuten tot 2 uur.
In het gedeelte "Statistieken" kun je de gegevens van de afgelopen dag, week, maand of drie maanden bekijken. Dit omvat gemiddelde glucose, geschatte HbA1c, variatiecoëfficiënt, Time In Range, Time Below Range, sensordraagtijd, totale insuline dagdosis en tijd in automodus. Bovendien kun je een PDF-rapport genereren om met je zorgverlener te delen.
In de instellingen vind je extra opties zoals:
- Je gewichtsinstelling wijzigen.
- Een code instellen om ongeoorloofde toegang of onbedoelde gegevensinvoer te voorkomen.
- Je persoonlijke glucose streefwaarde aanpassen. Dit is standaard ingesteld op 104 mg/dl of 5,8 mmol/l, maar kan worden aangepast binnen een bereik van 80 tot 200 mg/dl of 4,4 tot 11,1 mmol/l voor verschillende tijdsperioden.
- Instellingen configureren voor de boluswizard. Let op: in de automodus is alleen de koolhydraatratio relevant, terwijl de andere parameters alleen worden gebruikt in de manuele modus.
- Drempels voor statistieken aanpassen, wat nuttig kan zijn voor specifieke situaties zoals zwangerschap.
- Standaard portiegroottes definiëren voor maaltijdberekeningen.
- De eenheid voor koolhydraten instellen.
- Verborgen boodschappen onthullen.
- En meldingen van de mylife CamAPS FX app inschakelen.
4.2 Automodus
De automodus starten
Om de automodus te activeren in de mylife CamAPS FX app, tik je op de knop automodus onder aan het beginscherm. Als de automodus succesvol is ingeschakeld, zal het scherm van de app overgaan van een grijze naar een groene kleur, wat aangeeft dat het systeem in automodus staat. Als de app de automodus probeert te starten, wordt de achtergrond oranje. Als je niet zeker weet waarom de automodus oranje blijft in plaats van groen, kun je tikken op het i-pictogram linksonder naast automodus voor meer informatie.
In landschapsmodus geeft de mylife CamAPS FX app de automatische basale insuline weer als een blauwe grafiek, terwijl de insuline bolussen en koolhydraatinvoer bovenaan worden weergegeven. De grijze balk bovenin geeft aan wanneer de automodus is ingeschakeld of probeert te activeren. Daarnaast geeft een rode balk in het midden het gebruik van de Boost-functie aan, terwijl een gele balk de Ease-Off-functie weergeeft.
In de automodus kun je geen instellingen op je mylife YpsoPump wijzigen. In plaats daarvan kun je alleen de toediening van verlengde bolussen op je mylife YpsoPump observeren.
Ease-off en Boost functie gebruiken
In de automodus heb je de optie om de hoeveelheid insuline die je krijgt tijdelijk aan te passen door de 'Ease-Off' of 'Boost'-functie te activeren.
- De "Ease-off" functie is ontworpen om de insulinetoediening te verminderen.
- Deze kan gebruikt worden om hypoglycemie te voorkomen tijdens het sporten, maar ook om het risico op een lage bloedsuikerspiegel te verminderen bij warm weer, na alcoholgebruik of na episodes van hypoglycemie.
- Wanneer je "Ease-Off" activeert, wordt je gevraagd om een tijdsduur van maximaal 23 uur in te stellen.
- Je kunt kiezen of de wijziging onmiddellijk van kracht moet worden of op een later tijdstip. Als je een later tijdstip selecteert, kun je de exacte timing opgeven.
- Onder de grafiek verschijnt een blauwe statusbalk met het label "Geplande vermindering", wat aangeeft dat de Ease-Off functie op het aangegeven tijdstip zal beginnen.
- Aan de andere kant verhoogt de "Boost"-functie de insulinetoediening van het algoritme.
- Het kan ook worden gebruikt om hyperglycemie te behandelen die het gevolg is van factoren zoals fouten bij het tellen van koolhydraten tijdens een maaltijd, late of gemiste bolussen, niet werkende infusiesets of lichte ziekte zonder de aanwezigheid van ketonen.
- Daarnaast kan Boost worden gebruikt om hyperglycemie te voorkomen in situaties met tijdelijke insulineresistentie, zoals de dagen voorafgaand aan de menstruatie of bij gebruik van corticosteroïden.
- Door de "Boost"-functie te activeren, kun je een tijdsduur tot 13 uur instellen.
Parameters aanpassen
Met Mylife Loop kun je de streefwaarde of de koolhydraatratio aanpassen.
- De streefwaarde is te vinden in de instellingen als de persoonlijke glucose streefwaarde
- En de koolhydraatratio kan worden gevonden in de configuratieopties van de boluswizard.
Wanneer je de app voor de eerste keer start, wordt je gevraagd om je gemiddelde totale insuline dagdosis over de afgelopen 5 dagen en je huidige gewicht op te geven. De gewichtsinstelling kan achteraf worden gewijzigd via de instellingen.
Een bolus toedienen
Om een bolus toe te dienen in de automodus, kun je het maaltijdbolustabblad in de app gebruiken.
- Wanneer je op het tabblad maaltijdbolus tikt, maakt de app verbinding met je insulinepomp. Houd er rekening mee dat er een kleine vertraging kan optreden tijdens dit proces.
- Je kunt dan op verschillende manieren je koolhydraatinname invoeren:
- Kies een vooraf ingesteld maaltijdformaat.
- Gebruik een schuifknop om het aantal gram koolhydraten te selecteren.
- Of voer het exacte aantal gram handmatig in.
- Zo geef je een insulinebolus voor een specifieke hoeveelheid koolhydraten in de automodus. De bolus kan op elk moment worden geannuleerd. In de landschapsmodus worden de bolus- en koolhydraatwaarden duidelijk weergegeven bovenaan de grafiek.
Het is belangrijk om te weten dat als je in de automodus bent en de boluscalculator gebruikt, het enige wat je hoeft te doen is de voorgestelde bolus starten.
- Als je een extra stap doet en op de glucosewaarde tikt en deze bevestigt, zal de app een correctiebolus berekenen en toevoegen op basis van de huidige sensorwaarde, wat niet nodig is. Als de automodus actief is, heeft het algoritme al rekening gehouden met glucosewaarden buiten het bereik. Het toedienen van een extra insuline correctiebolus op deze manier, leidt 1 tot 3 uur later vaak tot hypoglycemie.
- Aan de andere kant, als de automodus is uitgeschakeld, is het handig om op de glucosewaarde te tikken en deze te bevestigen, om een correctie te berekenen met de boluscalculator. Als de automatische modus is uitgeschakeld, wordt de glucose automatisch gecorrigeerd in de boluscalculator. De insuline die nodig is voor de correctie wordt rechts van de glucosewaarde weergegeven. De insuline aan boord wordt hiervan afgetrokken.
- Als je in de automodus bent en je wilt een manuele insulinebolus toedienen, bijvoorbeeld omdat je vermoedt dat jeinfusieset geblokkeerd is, kan het ook zinvol zijn om een extra correctiebolus te berekenen, door op je glucose te tikken en deze te bevestigen.
Er zijn situaties waarin het gunstig is om geen koolhydraten in te voeren in de boluscalculator, maar in plaats daarvan de extra optie "maaltijd toevoegen" te gebruiken. Hierdoor zal de app alleen insuline toedienen als dat nodig is. Binnen deze optie zijn er drie keuzes die overeenkomen met specifieke scenario's:
- Koolhydraten als maaltijd of snack: Dit is handig voor het innemen van een klein tussendoortje tussen maaltijden door, waarbij je alleen insuline nodig hebt, als er hyperglycemie optreedt. Het kan ook worden gebruikt om de koolhydraten van grotere maaltijden te splitsen, door hier een deel in te voeren en de rest via de boluscalculator.
- Koolhydraten om hypoglycemie te behandelen: Gebruik deze optie wanneer koolhydraten worden geconsumeerd om een lage bloedsuikerspiegel aan te pakken en toediening van insuline niet nodig is.
- Langzaam opgenomen maaltijd: Als hier koolhydraten worden ingevoerd, wordt de insuline voor deze koolhydraten geleidelijk toegediend in de komende 3 tot 4 uur, maar alleen als de bloedglucose stijgt.
Insuline stopzetten
Als je de pomp tijdelijk moet stoppen, bijvoorbeeld als je hem loskoppelt om te douchen of te zwemmen, kun je dit alleen rechtstreeks op de pomp zelf doen via het hoofdmenu. De mylife CamAPS FX app stuurt dan elke 30 minuten een melding om je eraan te herinneren de pomp weer te activeren.
4.3 Manuele modus
Als er geen verbinding is met de sensor of geen sensorgegevens beschikbaar zijn, zoals tijdens het opwarmen van de sensor, schakelt het mylife Loop systeem over naar de manuele modus.
Als de mylife YpsoPump nog steeds is aangesloten op de mylife CamAPS FX app, kun je de app gebruiken om een bolus toe te dienen met behulp van de geïntegreerde boluscalculator.
Het is echter belangrijk om te onthouden dat je de basale insuline-instellingen van de manuele modus niet in de app zelf kunt aanpassen; deze aanpassingen kunnen alleen rechtstreeks op de pomp worden gemaakt. In de manuele modus is er geen stop-voor-laag functie beschikbaar.
Als je jouw gsm vergeet, of als de batterij leeg is, kun je jouw pomp nog steeds bedienen via de pomp zelf. Gedetailleerde instructies hiervoor vind je in de mylife YpsoPump-module.
Op de mylife YpsoPump kun je de instellingen voor basale insulinesnelheid wijzigen, en indien nodig een tijdelijk basaal instellen. Daarnaast kun je een manuele bolus toedienen, waarbij je kunt kiezen tussen een normale of verlengde bolus. Houd er rekening mee dat de mylife YpsoPump zelf geen boluscalculatorfunctie heeft.
Het beheersen van het mylife Loop systeem opent een nieuwe wereld van mogelijkheden voor diabetesmanagement. Deze uitgebreide handleiding behandelt alle ins en outs van de bediening van het systeem, van het begrijpen van de mylife CamAPS FX-app tot het navigeren door de automodus en de manuele modus. Met het mylife Loop systeem heb je de mogelijkheid om jouw insulinetoediening nauwkeurig af te stellen en jouw bloedglucoseregeling te optimaliseren.
Onthoud dat het onder de knie krijgen van elke nieuwe technologie tijd en oefening kan kosten. Als je onderweg tegen uitdagingen aanloopt, aarzel dan niet om de handleiding te raadplegen voor gedetailleerde instructies of neem contact op met de ondersteunende community in de CamAPS FX of YpsoPump Facebook-groep. De app zelf is gebruiksvriendelijk ontworpen, met intuïtieve functies en een reeks aanpasbare instellingen.
Blijf geduldig, verken de verschillende beschikbare opties en al snel zul je het volledige potentieel van het mylife Loop systeem benutten voor gepersonaliseerd diabetesbeheer.
3.4.5 Rapporten interpreteren - 18 min - optioneel
Welkom bij deze informatieve video over het maken en interpreteren van rapporten met het mylife Loop systeem. Om deze rapporten te openen en te analyseren, gebruiken we de Glooko uitleessoftware.
Voordat we ingaan op de details, moet je ervoor zorgen dat je de instructies uit de vorige video's hebt gevolgd om een Glooko-account aan te maken en deze te verbinden met je mylife CamAPS FX app. Dit zorgt ervoor dat je informatie elke 5-10 minuten naar Glooko wordt verzonden.
In deze video behandelen we de volgende belangrijke punten:
- Overzicht van de verschillende soorten rapporten die beschikbaar zijn in Glooko.
- En stap-voor-stap begeleiding bij het effectief interpreteren van deze rapporten.
Aan het einde van deze video zul je goed begrijpen hoe je de rapporten van Glooko kunt genereren en er het meeste uit kunt halen. Laten we erin duiken en dit essentiële aspect van mylife Loop verkennen.
5.1 Soorten rapporten
In Glooko vind je de belangrijkste rapporten onder de tabbladen Samenvatting, Grafieken, Insights en Apparaten
Het overzichtstabblad is het eerste tabblad van elk patiëntprofiel op Glooko. Hier vind je de naam, geboortedatum en het type diabetes van de patiënt. Je kunt ook pdf-rapporten maken.
Daaronder staat de tijdselector. Hier kun je met behulp van de dropdown kiezen uit verschillende tijdsperioden, van één dag tot 90 dagen, en aangepaste tijdsbereiken. Met de selector aan de rechterkant kun je kiezen tussen bloedglucosegegevens en CGM-gegevens. Met de pijlen hieronder kun je navigeren tussen verschillende tijdsperioden in de stappen die je hebt geselecteerd in het vervolgkeuzemenu voor de tijd hierboven.
Als we verder scrollen, kun je zien dat we de glucosegegevens verdeeld hebben in Time In Range, Time Below Range en Time Above Range.
We kunnen ook andere meetgegevens zien, zoals de glucosemanagementindicator, de gemiddelden en de hoogste en laagste bloedglucosewaarden binnen deze periode. Als we verder scrollen, zie je dat we een AGP-grafiek te zien krijgen.
Hier zie je de donkere lijn die de mediaan aangeeft, en de verschillende gearceerde gebieden die de statistische verdeling weergeven.
Als we naar de rechterkant van het overzichtstabblad kijken, zien we de insulinegegevens. Hier hebben we de gemiddelde totale dagelijkse basale dosis en bolusdosis, en ook de procentuele verdeling tussen beide. We kunnen de gemiddelde totale insuline dagdosis zien, evenals het percentage overschrijvingen dat deze patiënt uitvoert met in dit geval zijn insulinepomp. Overschrijvingen zijn niet altijd beschikbaar, net als sommige andere statistieken, die worden weergegeven op basis van de beschikbaarheid van de gegevens in de apparaten die de patiënt gebruikt.
Bijvoorbeeld, voor gebruikers van het CamAPS FX algoritme, zal het Glooko overzichtsrapport ook deze Systeemdetails tonen, die de hoeveelheid tijd aangeven in de automodus Aan en Uit, de tijd in de automodus proberen, en het gebruik van de Boost en Ease-Off functie.
Als we verder scrollen, vinden we informatie over de gemiddelde koolhydraten per dag, en het aantal ingevoerde koolhydraten, en daaronder hebben we het gedeelte met de geschiedenis, waar alle gebeurtenissen voor de geselecteerde periode worden weergegeven, inclusief voedsel, bloedglucose en eventueel insulinegebruik.
Het overzichtstabblad in de grafieksectie van het profiel van een patiënt, is bijzonder flexibel, en biedt een diep inzicht in de gegevens die zijn geüpload. Eerst kunnen we het tijdsbereik dat we willen bekijken, selecteren uit de vervolgkeuzelijst, inclusief aangepaste tijdsbereiken. Nadat we dit hebben gedaan, kunnen we de grafiek hieronder bekijken, waar we glucoseresultaten met een kleurcode zien, voor de resultaten die boven en onder het doelbereik liggen, inclusief een zwarte trendlijn. Daaronder staan de koolhydraten die worden weergegeven als proportionele balken op de grafiek, die de hoeveelheid koolhydraten weergeven, die voor elke dag zijn geregistreerd. Op dezelfde manier hebben we evenredig grote balken voor insuline, die de hoeveelheid insuline aangeven, die op elke dag is toegediend.
Het mooie van de grafieken in Glooko is dat je er interactie mee kunt hebben. Dus als we een bepaalde dag markeren, zien we de mediane glucose voor die dag, het totaal aantal koolhydraten, en het totaal aantal insuline-eenheden voor die dag. Als we deze informatie gedetailleerder willen bekijken, kun je op die specifieke dag klikken. Er verschijnt dan een veel gedetailleerdere grafiek die de sensorresultaten toont, maar deze keer worden ze gepresenteerd naast de individuele bloedglucosewaarden die werden geregistreerd. Daaronder staan de koolhydraatwaarden die zijn geregistreerd, en als we er met de muis overheen gaan, zien we de exacte tijd waarop ze zijn geregistreerd. We hebben bolus insuline die wordt weergegeven met proportionele balken, en als we er met de muis overheen gaan krijgen we meer informatie, zoals deze hier.
Daaronder hebben we de informatie over de basale insulinesnelheid, waar je ziet dat de stippellijn een tijdelijk basaal vertegenwoordigt, en de ononderbroken lijn een vooringestelde basale insulinesnelheid. We kunnen hiaten in die lijn krijgen zoals we hier aan de rechterkant zien, wat wordt aangegeven door de rode stippen, die aangeven dat de basale insuline gedurende deze tijd werd gestopt.
Gebruikers van closed-loop systemen kunnen ook de automatische basale insulineafgifte, en de systeemgegevens bekijken.
Voor patiënten die een insulinepomp gebruiken kan het tabblad Insights bijzonder nuttig zijn, omdat artsen en patiënten zo kunnen zien hoe de gebeurtenissen en functies die uniek zijn voor een insulinepomp, het diabetesmanagement beïnvloeden. Hier zie je dat we beginnen op het tabblad “Verandering van plaats en set”. Hier kunnen we zien hoe vaak een patiënt de set of locatie verandert waar zijn pomp zich bevindt. Je kunt bijvoorbeeld zien dat deze patiënt zijn pompset één keer na twee dagen heeft verwisseld, 5 keer na drie dagen, en 3 keer na vier dagen. Hierdoor kunnen de zorgverlener en de patiënt zien of de patiënt zich aan de aanbevolen richtlijnen houdt, en misschien was er hier, waar de patiënt de pomp na twee dagen heeft verwisseld, een probleem met de pomp, dat ze dan verder met hun zorgverlener willen bespreken.
Als we naar beneden scrollen, zie je de datum en tijd van elk van deze gebeurtenissen, en de tijd sinds de laatste infusiesetvervanging. Aan de rechterkant zie je alle gebeurtenissen op een rij langs de zwarte lijn. We zien de glucosecontrole gedurende 12 uur voorafgaand aan de gebeurtenis, en gedurende zes uur na de gebeurtenis. Zo kunnen we zien of de manier waarop de gebeurtenis is afgehandeld, invloed heeft gehad op de bloedglucose. Bijvoorbeeld het inbrengen van een canule in een zone met lipodystrofie kan invloed hebben op de manier waarop insuline door het lichaam wordt opgenomen, en kan iets zijn dat de zorgverlener samen met een patiënt verder wil onderzoeken en educatie wil over geven.
Het tabblad Apparaten in het profiel van een patiënt toont alle apparaten die gegevens bijdragen aan het rapport in het profiel. Aan de linkerkant staan alle apparaten vermeld, samen met het serienummer en de tijd waarop het apparaat voor het laatst met Glooko is gesynchroniseerd. Als we een apparaat selecteren, zoals een insulinepomp, zie je dat we apparaatspecifieke informatie hebben, inclusief de basale insulinesnelheid. Deze worden weergegeven in tekstformaat en grafisch, en laten zien hoeveel eenheden per uur de insuline wordt toegediend, en hoe dit varieert over een periode van 24 uur. Verder vind je andere informatie zoals de koolhydraatratio's, insulinegevoeligheid en de streefwaarden, waarmee het apparaat zowel de correctie- als de bolusinsulinedosis berekent.
Als we terug scrollen naar de bovenkant van het scherm, krijgen we toegang tot de apparaatinstellingen. Hier vinden we algemene informatie zoals de actieve insuline tijd, de eenheden waarin het apparaat rapporteert, en parameters zoals de maximale bolus en maximale basale hoeveelheid. Let op: je kunt de instellingen hier niet wijzigen, maar ze worden wel opgeslagen. Dat is erg handig, want als je besluit de instellingen te wijzigen om de resultaten voor de patiënt te verbeteren, maar dit heeft niet het gewenste effect, en je wil terug naar de instellingen die eerder zijn gebruikt, dan kun je de vervolgkeuzelijst aan de rechterkant gebruiken om de instellingen van eerdere uploads te bekijken. Je zult zien dat we aan de linkerkant een pictogram van een klok hebben en ook dat wordt bovenaan het scherm weergegeven. Dat geeft aan dat de tijd en datum op dit apparaat niet overeenkomen met de tijd en datum van Glooko. In dit geval kun je aan de tekst aan de rechterkant zien dat dit apparaat drie minuten afwijkt. Het is belangrijk dat alle apparaten die een patiënt gebruikt, gesynchroniseerd zijn, om ervoor te zorgen dat de rapporten van de hoogste kwaliteit zijn en je er de beste klinische inzichten uit kunt halen.
Als je een PDF-rapport genereert in Glooko, heb je naast andere rapporten ook toegang tot het Weekoverzicht.
Met dit rapport kun je meerdere dagrapporten in detail met elkaar vergelijken, waardoor je de gegevens sneller en efficiënter kunt analyseren dan wanneer je ze afzonderlijk bekijkt via het tabblad Grafieken.
5.2 Rapporten interpreteren
Bij gebruik van het mylife Loop systeem, is de mogelijkheid om parameters aan te passen beperkt. Enkel de streefwaarde en de koolhydraatratio kunnen aangepast worden. Het is echter belangrijk om de extra functies van het systeem, zoals “Maaltijd toevoegen”, Ease-Off en Boost functie, te begrijpen, en effectief te gebruiken om het potentieel van het mylife Loop systeem te maximaliseren.
Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de tijd die je in de automodus doorbrengt, omdat het algoritme op je gsm staat, die misschien niet altijd in de buurt is van je sensor en pomp.
Het wordt ten zeerste aangeraden om het systeem ongeveer twee weken de tijd te geven om zich aan de gebruiker aan te passen, voordat er significante aanpassingen worden doorgevoerd. Na deze periode is het gebruikelijk om het systeem fijner af te stellen, door een agressievere koolhydraatratio in te stellen, en de streefwaarde te verlagen.
Bij het analyseren van de rapporten is het nuttig om een gestructureerde aanpak te volgen, zoals benadrukt in de algemene module over closed-loop systemen.
Hier is een stappenplan om je interpretatie te begeleiden:
- Beoordeel de behandeldoelen: Begin met het evalueren van de Time in Range en Time Below Range over de afgelopen 2-4 weken op het overzichtstabblad.
- Controleer of behandeldoelen worden gehaald, met een Time In Range van meer dan 70%, en een Time Below Range van minder dan 4%.
- Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de frequentie van maaltijdbolussen, die ook wordt aangegeven in het Overzichtstabblad van Glooko. Gemiddeld zouden er ongeveer 3 bolussen per dag moeten zijn voor maaltijden. Als je een ongebruikelijk hoog aantal bolussen ziet, zoals 20 bolussen per dag, kan dit erop wijzen dat de gebruiker het systeem niet vertrouwt, en voortdurend handmatige correctiebolussen geeft.
- Optimaliseer de closed-loop instellingen: Analyseer het AGP Profiel op het Overzichtstabblad, om trends van hypo- of hyperglycemie te identificeren, en controleer of deze trends gerelateerd zijn aan bolussen op de Weekoverzichtsrapporten.
- Als je trends opmerkt na maaltijdbolussen, is het belangrijk om verschillende factoren te beoordelen, zoals timing en het nauwkeurig tellen van koolhydraten, voordat je de koolhydraatratio aanpast.
- Aanhoudende hypo's na de maaltijd wijzen op een te sterke koolhydraatratio.
- Aanhoudende basale insulineafgite na de maaltijd, met mogelijk een late hypo na de maaltijd, wijst op een te zwakke koolhydraatratio.
- Overweeg voor trends buiten maaltijdbolussen, om de streefwaarde aan te passen. Houd in gedachten dat je de flexibiliteit hebt om de streefwaarde aan te passen op basis van verschillende tijdsblokken. Overweeg om de streefwaarde 's nachts verder te verlagen om je Time in Range te optimaliseren en de algehele glucosecontrole te verbeteren.
- Onderzoek daarnaast mogelijke correlaties met factoren zoals lichaamsbeweging, alcoholgebruik of hypoglycemie.
Als je "patency pulses" tegenkomt in de Glooko-rapporten, hoef je je geen zorgen te maken.
- Deze pulsen zijn kleine insulinebolussen van 0,04 E die elke 90 minuten worden toegediend, wanneer de basale insuline is stopgezet door het systeem. Het doel hiervan is om verstopping van de katheter of het infusieset te voorkomen. Hoewel ze er op de grafiek uitzien als 0,2 E, zijn ze in werkelijkheid slechts 0,04 E. Deze minimale dosis insuline heeft geen significant klinisch effect en veroorzaakt geen hypoglycemie.
- Als je veelvuldige “patency pulses” gedurende de dag opmerkt, is het raadzaam om de mogelijke redenen van deze tijdelijke lage insulinebehoefte te onderzoeken. Bij zeer jonge kinderen worden patency pulses vaak waargenomen in het laatste deel van de nacht, vanwege hun lagere insulinebehoefte.
- Geef gedragsaanbevelingen: Om het juiste gebruik van het closed-loop systeem te garanderen, is het belangrijk om verschillende aspecten in de beschikbare rapporten te bekijken. Hier volgen enkele belangrijke overwegingen:
- Tabblad Samenvatting: Controleer de draagduur van de sensor en de tijd in automodus.
- Als de tijd in de automatische modus minder dan 85% is, benadruk dan dat de mobiele telefoon, die het algoritme bevat, altijd in de buurt moet zijn.
- Ook in het tabblad Samenvatting: Controleer of de overschrijvingen van de boluscalculator laag zijn (idealiter 0%). Controleer ook de hoeveelheid koolhydraten die is ingevoerd voor maaltijden.
- Wekelijks overzichtsrapport: Beoordeel de timing van bolussen vóór de maaltijd, overcorrectie van hypo- en hyperglycemie, en het juiste gebruik van de Ease-Off- en Boost-functie.
- In dit voorbeeld kun je een situatie zien waarin een bolus werd gemist, wat leidde tot verhoogde bloedglucosewaarden.
- Hier zie je een voorbeeld waarbij een gebruiker een dubbele bolus voor koolhydraten toediende, maar helaas werd dit gedaan na de stijging van de bloedglucosespiegel, wat resulteerde in uitgestelde hypoglycemie.
- Tijdens de beginfase wordt geadviseerd om het gebruik van de Boost- en Ease-Off-functies te beperken. Op die manier geef je het algoritme de kans om de optimale balans te vinden en zich aan te passen aan de behoeften van je lichaam. Het komt vaak voor dat mensen te agressief zijn in het corrigeren van hypoglycemie en hyperglycemie, zoals in dit voorbeeld.
- Op het tabblad Insights kun je controleren of het infusieset om de 3 dagen wordt vervangen.
- En tot slot controleer je op het tabblad Apparaten of de instellingen voor alarmen en herinneringen in de mylife CamAPS FX app juist zijn. Controleer of de instellingen overeenkomen met de behoeften en voorkeuren van de gebruiker.
- Controleer pompinstellingen en noodplannen:
- Het is belangrijk om je gewicht bij elke controle bij te werken als dat nodig is, vooral tijdens de zwangerschap, omdat het lichaamsgewicht een cruciale rol speelt bij de berekening van insuline na de maaltijd. Buiten de zwangerschap, wanneer je streeft naar minder strenge doelen voor na de maaltijd, is het bijwerken van het gewicht echter minder belangrijk.
- Controleer of de vooraf ingestelde basale insulinesnelheid op je mylife YpsoPump ongeveer overeenkomt met de basale insuline van de automodus. Je kunt dit controleren op het tabblad Apparaten van het Glooko-rapport
- Houd alle pompinstellingen gedetailleerd bij, en maak een noodplan met instructies voor het gebruik van insulinepennen in het geval van een pompstoring. Zorg dat je gemakkelijk toegang hebt tot insulinepennen voor dergelijke situaties.
Je hebt nu geleerd hoe je rapporten van het mylife Loop systeem kunt verkrijgen en interpreteren. Je hebt waardevolle inzichten gekregen in het optimaliseren van je instellingen, en het maken van aanpassingen om jouw ervaring te verbeteren.
Met de kennis en het begrip dat je hebt verworven, kun je erop vertrouwen dat je jouw diabetes effectief kunt beheren met het mylife Loop systeem. Vergeet niet dat het normaal is dat het enige tijd kost om de parameters af te stellen, en de juiste balans te vinden voor jouw unieke behoeften. Vertrouw op jezelf en het systeem, en aarzel niet om zo nodig hulp te zoeken bij zorgverleners of de online community.
Je bent in staat om je diabetesbeheer in eigen hand te nemen en betere resultaten te behalen met het mylife Loop systeem. Ga zo door en geniet van de voordelen van deze geavanceerde technologie!
3.1.3 Educatie bij closed-loop systemen - 11 min
Welkom bij deze video waarin we 12 belangrijke educatiepunten bespreken voor gebruikers van closed-loop systemen
Voor een soepele en effectieve overgang naar een closed-loop systeem, is het belangrijk om zowel de algemene educatiepunten als de specifieke richtlijnen voor closed-loop systemen te begrijpen. Hier zijn de essentiële aspecten die in de algemene educatie aan bod moeten komen:
1) Eet minder koolhydraten bij een hypoglycemie
Bij closed-loop systemen vereist een milde hypoglycemie meestal slechts 5 tot 10 gram koolhydraten voor behandeling, in tegenstelling tot traditionele insulinetherapie. Dit komt doordat het closed-loop systeem de basale insulinesnelheid verlaagt nog voordat je een hypo ervaart, waardoor er minder insuline aan boord is, en er dus minder koolhydraten nodig zijn om de hypoglycemie te behandelen.
2) If in doubt, change it out!
Als de bloedglucosespiegel gedurende langere tijd hoog blijft zonder duidelijke reden (bijvoorbeeld meer dan 270 mg/dl of 15 mmol/l zonder dalende trend, of geen daling van 50 mg/dl of 2,7 mmol/l binnen een uur na een insulinebolus), overweeg dan de mogelijkheid van een blokkade of een probleem met het infusieset.
Bij twijfel wordt aanbevolen om de katheter en het infusieset onmiddellijk te vervangen. De mantra is: "if in doubt, change it out".
Bij aanhoudende hyperglycemie wordt ook aanbevolen om bloedglucose te meten met een vingerpriktest en ketonen te controleren. Een manuele correctiebolus kan nodig zijn.
Een correctie kan effectiever zijn met een insulinepen, omdat in het geval van een verstopt infusieset en meerdere correctiebolussen via de pomp, de insuline aan boord ten onrechte verhoogd kan zijn, waardoor een extra insulinebolus wordt voorkomen door het systeem.
3) Vertrouw op het closed-loop systeem
Het is cruciaal om het closed-loop systeem de tijd te geven om zich aan te passen en de bloedsuikerspiegel te reguleren. Vermijd een overreactie op elke stijging van de bloedglucose. Vertrouw op het systeem en laat het algoritme de automatische basale insulineafgifte geleidelijk verhogen, waardoor de bloedglucose langzaam daalt.
Als een correctiebolus nodig is, vertrouw dan op de boluscalculator en vermijd het overrulen van het systeem, tenzij er een vermoeden is van een verstopping.
4) Bolus voor de maaltijd
Bij gebruik van een snelwerkend insulineanaloog zoals NovoRapid (Novolog) of Humalog, dien je best de maaltijdbolus ongeveer 15 minuten voor de maaltijd toe, tenzij je hypoglycemie hebt, gastroparese hebt of een vetrijke maaltijd hebt gegeten. Bij gebruik van ultrasnelwerkende insuline zoals Fiasp of Lyumjev, is het toedienen van de bolus 5 tot 10 minuten voor de maaltijd voldoende.
Wanneer je niet zeker bent van de exacte koolhydraatinname, voer dan alleen de hoeveelheid koolhydraten in waarvan je zeker weet dat je ze zal opeten. Het is belangrijk om tijdens de maaltijd insuline toe te dienen vóór de koolhydraatinname. Bolussen na de maaltijd kan leiden tot een opstapeling van insuline en mogelijke hypoglycemie. Dit wordt veroorzaakt door de automatische toename van de algoritme-gemoduleerde insulinetoediening na een initiële stijging van de glucosespiegel als gevolg van de maaltijd zelf.
In situaties waarin een maaltijdbolus wordt gemist of te laat wordt gegeven, overweeg dan om de helft van de bolus te geven, als je hieraan denkt binnen de 30 tot 60 minuten na het begin van de maaltijd. Als er meer dan 60 minuten zijn verstreken, dien dan alleen een manuele correctiebolus toe op basis van de stijging van de bloedglucose.
Daarnaast kunnen volwassenen die closed-loop systemen gebruiken, baat hebben bij een koolhydraatarm dieet om de glucosecontrole verder te verbeteren.
Overweeg bij koolhydraatarme maaltijden om ook eiwitten en vetten te tellen. We raden aan om niet minder dan 60 gram koolhydraten per dag te eten, omdat echte ketogene diëten een risico op keto-acidose met zich meebrengen.
5) Start de sportmodus 90 minuten voor de sport
Stel een hogere streefwaarde in door de sportmodus te gebruiken, idealiter ruim voor aanvang van de sport (namelijk tot 1 tot 2 uur van tevoren), vooral bij langdurige aerobe inspanning. Deze tijdelijke streefwaarde kan aan het einde van de inspanning worden geannuleerd of na de inspanning worden verdergezet als hypoglycemie na het sporten een probleem zou zijn.
De bedoeling is om tijdens het sporten een lage insuline aan boord te hebben. Om dit mogelijk te maken, verlaag je best de maaltijdinsuline met ongeveer 25 tot 75% als je van plan bent om een langdurige inspanning te doen binnen de 3 uur na een maaltijd. De mate van verlaging van de maaltijdbolus is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het type, de intensiteit en de duur van de sport, je conditie, je huidige bloedglucose en de insuline aan boord.
6) Stop de insulineafgifte als je de pomp loskoppelt
Als de verbinding met de pomp langer dan 15 minuten wordt verbroken, is het belangrijk om de insulineafgifte te stoppen, om verkeerde berekeningen door het algoritme te voorkomen.
7) Reageren op alarmen
Reageer onmiddellijk op systeemalarmen door het apparaat te controleren om het probleem te identificeren en het aanbevolen advies op te volgen. Het wordt sterk afgeraden om alarmen van je closed-loop systeem op stil of alleen op trillen te zetten. Deze alarmen zijn bedoeld om je op de hoogte te stellen van belangrijke gebeurtenissen en situaties die te maken hebben met je diabetesmanagement. Door je alarmen hoorbaar en opvallend te houden, kun je ervoor zorgen dat je onmiddellijk reageert op waarschuwingen en de juiste acties onderneemt om je veiligheid en welzijn te handhaven. Om alarmmoeheid te voorkomen, is het aan te raden om het aantal alarmen te beperken tot de alarmen die onmiddellijke aandacht vereisen. Een suggestie is om te beginnen met alleen waarschuwingen voor hypoglycemie (bijvoorbeeld bij 70 mg/dl of 3,9 mmol/l) en indien dit haalbaar is ook waarschuwingen voor hyperglycemie toe te voegen.
8) Automatische updates
Schakel automatische updates op mobiele apparaten uit als je apps voor een closed-loop systeem gebruikt. Apps voor closed-loop systemen kunnen compatibiliteitsproblemen ondervinden na updates van Android of iOS. Het is raadzaam om updates alleen uit te voeren als je een melding krijgt dat het systeem compatibel is.
9) Zoek ondersteuning van peers
Zoek steun bij anderen die hetzelfde closed-loop systeem gebruiken door onder andere lid te worden van de gelijknamige Facebookgroepen en Discord chats. Het delen van ervaringen en het leren van elkaar kan waardevolle inzichten opleveren en een snelle hulplijn bieden voor het oplossen van problemen. Onthoud dat je niet de enige bent die praktische uitdagingen tegenkomt.
10) Stel realistische verwachtingen
Voor een soepele overgang naar een closed-loop systeem is het essentieel om realistische verwachtingen te stellen en de bereidheid van de gebruiker om zich aan te passen aan nieuwe technologieën in te schatten.
Het is belangrijk om te weten dat closed-loop systemen interactie met de gebruiker vereisen om optimale resultaten te behalen. Hier zijn twee essentiële acties die je zal moeten doen als je een closed-loop systeem gebruikt:
- Voor elke maaltijd is het cruciaal om het aantal gram koolhydraten dat je van plan bent te eten in te voeren in het systeem.
- En als je aan sport doet, zorg er dan voor dat je de sportmodus op je closed-loop systeem 1 tot 2 uur voordat je gaat sporten aanzet. Hierdoor kan het systeem de insulinetoediening aanpassen aan de verhoogde insulinegevoeligheid tijdens het sporten.
De interactie van de gebruiker met het closed-loop systemen speelt een belangrijke rol bij het optimaliseren van de prestaties van het systeem en het bereiken van een betere glycemische controle.
11) Gebruik een stapsgewijze educatie
Het is aanbevolen om een stapsgewijs educatieplan te gebruiken:
- Voor personen die geen glucosesensor hebben, start het gebruik van glucosesensor een paar dagen voordat begint met een closed-loop systeem. Dit geeft tijd voor educatie over het interpreteren van sensorgegevens en het optimaliseren van insulinetherapie op basis van trends.
- Voor insulinepomp-naïeve personen, start de pomptherapie een paar dagen voor aanvang van het closed-loop systeem. Dit maakt educatie over infusiesets en vroege herkenning van ketoacidose mogelijk. Hierdoor kan ook de basale insuline uit de insulinepennen volledig uitwerken, voor een nauwkeurige berekening van de totale insuline dagdosis.
Door dit plan te volgen, kunnen gebruikers vol vertrouwen closed-loop systemen omarmen, wat leidt tot een betere diabetescontrole.
12) Individualiseer de streefwaarde
Bij het starten van een closed-loop systeem wordt aanbevolen om conservatieve schattingen te gebruiken om hypoglycemie te voorkomen.
In bepaalde gevallen wordt aangeraden om met een hogere streefwaarde te beginnen. Dit bijvoorbeeld bij personen met
- een slechte glucosecontrole (bijvoorbeeld een HbA1c van meer dan 10%),
- ernstige retinopathie,
- hypo-angst,
- of een geschiedenis van ernstige hypoglycemie.
Bovendien kan, indien nodig, de sportmodus continu worden gebruikt omdat deze meestal een nog hogere streefwaarde biedt dan de maximale streefwaarde die manueel kan worden ingesteld. Dit zorgt voor een geleidelijke aanpassing aan het closed-loop systeem.
Het gebruik van een closed-loop systeem vereist een solide basis van kennis en begrip. Door de educatieve punten die in dit hoofdstuk worden beschreven te volgen, kunnen mensen met vertrouwen closed-loop systemen gebruiken, wat leidt tot een betere diabetescontrole en een makkelijker leven met diabetes. Onthoud dat je niet alleen bent op deze reis en dat je met de juiste educatie en ondersteuning de vooruitgang die closed-loop systemen bieden, kunt benutten.
3.1.6 Wat doen bij hypo/hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sporten, ziekte, alcohol en reizen, algemeen - 18 min
In deze video gaan we dieper in op de specifieke overwegingen en praktische adviezen voor het effectief omgaan met verschillende situaties bij het gebruik van closed-loop systemen.
Deze situaties omvatten het omgaan met hypoglycemie, hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sport, ziekte, alcohol en reizen.
- Het is belangrijk op te merken dat de volgende richtlijnen meningen van experts zijn en geen officiële aanbevelingen.
- Wees je ervan bewust dat iedereen uniek is en dat je diabetes kan variëren.
- Bovendien heeft elk closed-loop systeem zijn eigen unieke kenmerken. Daarom is het raadplegen van zorgverleners en het volgen van een persoonlijk plan van vitaal belang voor een effectief beheer.
1) Hypoglycemie
Met closed-loop systemen zijn er doorgaans minder koolhydraten nodig om een hypoglycemie te behandelen dan bij traditionele insulinetoediening.
- Tijdens een hypoglycemie wordt aanbevolen om slechts 5 tot 10 gram "ongedekte" koolhydraten te eten, tenzij je aan het sporten bent of wanneer je weet dat je maaltijdbolus echt significant overschat was.
- Wacht 15 minuten voordat je een hypoglycemie opnieuw behandelt om schommelende glucoseniveaus te voorkomen. Na een correctie voor hypoglycemie is het raadzaam om een vingerpriktest uit te voeren om de behoefte aan verdere suikerinname te beoordelen, gezien de vertragingstijd van de sensor.
Om hypoglycemie te voorkomen, kun je de streefwaarde van je closed-loop systeem tijdelijk verhogen. Dit kan handig zijn in de volgende situaties:
- Tijdens een periode van terugkerende hypoglycemie.
- Tijdens een actieve vakantie of in een warmer klimaat.
- Wanneer je aan een nieuwe baan begint of terugkeert naar school of opleiding na een vakantie.
Als iemand die een closed-loop systeem gebruikt een ernstige hypoglycemie doormaakt met verminderd bewustzijn of in coma raakt, moet de reactie hetzelfde zijn als bij iemand zonder closed-loop systeem.
- Moedig hen aan om suiker te eten. Als dat niet lukt, dien dan glucagon toe en bel een ambulance.
- Indien iemand een hypocoma zou hebben, kan je de insulinepomp loskoppelen omdat ze in dat geval geen extra insuline nodig hebben. Zorg ervoor dat je de insulinepomp in dat geval niet kwijt raakt.
- Na het toedienen van glucagon zou de persoon snel moeten herstellen.
2) Hyperglycemie
Hyperglycemie kan optreden wanneer iemand met diabetes ziek is, gestrest is, pijn heeft, corticoïden inneemt of hormonale veranderingen doormaakt (bijv. de premenstruele periode bij vrouwen of een groeispurt bij kinderen).
In gevallen van milde hyperglycemie wordt over het algemeen aanbevolen om te vertrouwen op het closed-loop systeem en het geven van overmatige manuele correctiebolussen of valse koolhydraten te vermijden, omdat dit 1 tot 3 uur later vaak kan leiden tot hypoglycemie. Als een manuele correctiebolus noodzakelijk is, is het raadzaam om waar mogelijk de boluscalculator te gebruiken.
Als de bloedglucose gedurende een langere periode hoog blijft zonder duidelijke reden, bijvoorbeeld meer dan 270 mg/dl of 15 mmol/l zonder dalende trend, of geen daling van 50 mg/dl of 2,7 mmol/l binnen een uur na een insulinebolus, overweeg dan de mogelijkheid van een verstopping. Bij twijfel wordt aanbevolen om de katheter en het infusieset onmiddellijk te vervangen.
De mantra is: "If in doubt, change it out".
Iedereen die een insulinepomp gebruikt, moet weten wat hij of zij moet doen in geval van hyperglycemie. Er zijn verschillende stappenplannen beschikbaar, afhankelijk van of je toegang hebt tot ketonenstrips of niet. Hier is een voorbeeld:
- Controleer de bloedglucose met een vingerpriktest en de ketonen om de 2 tot 4 uur totdat de glycemie weer normaal is. Verhoogde ketonspiegels geven aan dat je naar de manuele modus moet overschakelen en de richtlijnen van je diabeteszorgteam moet volgen. Bij volwassenen worden ketonen als verhoogd beschouwd als ze hoger zijn dan 1,5 mmol/L, terwijl dit voor kinderen geldt vanaf 0,6 mmol/L. Zodra de ketonspiegels weer normaal zijn, kan de automodus weer worden ingeschakeld.
- Dien een manuele insuline correctiebolus toe. Als de bloedglucose niet daalt na een manuele correctiebolus, wordt aanbevolen om een insulinebolus toe te dienen met een insulinepen.
- Controleer en vervang het infusieset, de katheter en het insulinereservoir.
- Drink voldoende water (bijv. 500 ml per uur). Hyperglycemie kan leiden tot uitdroging, waardoor de hyperglycemie nog verder toeneemt. Daarom is het belangrijk om veel te drinken tijdens hyperglycemische periodes.
- Tot slot, 5) wees je bewust van de tekenen van keto-acidose, zoals braken. Braken is een teken van keto-acidose. Als aanhoudende hyperglycemie braken veroorzaakt, is het cruciaal om contact op te nemen met je diabeteszorgteam of naar de spoedgevallendienst te gaan voor intraveneuze behandeling met vloeistoffen en insuline.
Omdat een pompverstopping op elk moment kan optreden, is het belangrijk om alle benodigdheden bij je te hebben om dergelijke situaties aan te pakken. Dit omvat een insulinepompcartridge, infusieset, bloedglucosemeter, teststrips en een insulinepen met kortwerkende insuline om indien nodig bolussen toe te dienen. Als je op reis gaat, is het ook aan te raden om langwerkende insuline bij je te hebben voor het geval de pomp niet goed werkt.
Om problemen met infusiesets te voorkomen, is het raadzaam om je infusieset elke 2 tot 7 dagen te vervangen, zoals aanbevolen voor jouw specifieke infusieset, en hiervoor een herinnering in te stellen op je pomp of gsm.
3) Vetrijke maaltijden
Vetrijke maaltijden vormen een uitdaging bij het doseren van insuline vanwege de vertraagde opname van koolhydraten.
Hier zijn enkele algemene richtlijnen, hoewel ze misschien niet bij iedereen even goed werken en individueel moeten worden aangepast:
- Voer de grammen koolhydraten in die je gaat eten zonder rekening te houden met de vetten en eiwitten. Als je closed-loop systeem het toelaat, kun je kiezen voor een verlengde bolus.
- Als je kort na de bolus een hypoglycemie krijgt, kun je proberen slechts 70% van de koolhydraten toe te dienen en het closed-loop systeem de resterende glucosetoename laten compenseren.
- Als de vorige aanpak niet werkt, kun je proberen de bolus te splitsen door 50% van de koolhydraat grammen vóór de maaltijd toe te dienen en de resterende 50% twee uur later.
4) Sporten
Sporten verhoogt het risico op hypoglycemie. Hier volgen enkele tips voor, tijdens en na het sporten:
- Voor het sporten:
- Gebruik de sportmodus van je closed-loop systeem om het risico op hypoglycemie tijdens geplande activiteiten te verminderen. Stel het 1 tot 2 uur voor en tijdens het sporten in om de insulinetoediening tijdens het sporten te verminderen.
- Als je binnen 2 tot 3 uur na een maaltijd sport, overweeg dan om de maaltijdbolus met 25 tot 75% te verminderen, afhankelijk van het type, de intensiteit en de duur van de activiteit, evenals je conditie, huidige bloedglucose en insuline aan boord.
- Vermijd de consumptie van koolhydraten 15 minuten tot 1 uur voor de inspanning, tenzij je een neiging hebt tot hypoglycemie. Het closed-loop systeem verhoogt namelijk automatisch de insulinetoediening als reactie op koolhydraten.
- Streef naar een glucose van meer dan 120 mg/dl of 6,7 mmol/l voordat je begint met aerobe training van matige intensiteit. Controleer je bloedglucose 10 minuten voor het starten met sporten. Als het lager is dan 120 mg/dl of 6,7 mmol/l, overweeg dan om 15 gram koolhydraten te eten.
- Tijdens het sporten:
- Gebruik de sportmodus van je closed-loop systeem om de streefwaarde te verhogen.
- Streef naar een bloedglucose boven de 120 mg/dl of 6,7 mmol/l aan het begin en tijdens het sporten. Consumeer indien nodig geleidelijk kleine hoeveelheden koolhydraten, bijvoorbeeld elke 30 minuten, zonder deze in het closed-loop systeem in te voeren.
- Je kunt proberen je sensor-app aan te sluiten op je smartwatch of fietscomputer. Op die manier kun je gemakkelijker kleine hoeveelheden koolhydraten eten vanaf het moment dat je trendpijl naar beneden buigt of je glycemie onder de 120 mg/dl (of 6,7 mmol/l) zakt.
- Als je de pomp langer dan 15 minuten moet loskoppelen (bijvoorbeeld tijdens het zwemmen), is het belangrijk om de insulineafgifte te stoppen. Bij langdurige inspanning is het raadzaam om een lage basale insulinesnelheid aan te houden en koolhydraten toe te dienen om de ontwikkeling van ketonen te voorkomen.
- Als je hypoglycemie ervaart na het sporten:
- Blijf de sportmodus gebruiken gedurende 6 uur na het sporten of gedurende de hele nacht.
- Overweeg bolussen te verminderen met 50% voor de eerste maaltijd na de sport, of eet een snack voor het slapen gaan zonder deze in te voeren in het closed-loop systeem.
Natuurlijk zijn deze aanbevelingen algemene richtlijnen. Het aanpassen van insulinedoseringen op basis van sporttrends en individuele behoeften vereist vaak een trial-and-error aanpak. Het is ook essentieel om nauw samen te werken met je zorgteam om je insulineschema af te stemmen voor een optimale behandeling tijdens het sporten.
5) Ziekte en medische procedures
Bij ziekte komt hyperglycemie vaak voor. Volg in dergelijke gevallen de richtlijnen voor het omgaan met hyperglycemie.
Wanneer je medische procedures of tests ondergaat, is het over het algemeen het beste om de pomp los te koppelen. De specifieke aanbevelingen kunnen echter variëren, afhankelijk van het type procedure:
- Voor een gewone röntgenfoto of CT-scan kun je de sensor en zender laten zitten, maar zorg ervoor dat ze uit het stralingsveld zijn en bedekt zijn met een loodschort.
- Voor een MRI moet je de pomp loskoppelen en de sensor en zender verwijderen voor de procedure. Als je een patchpomp of een infusieset met een stalen canule gebruikt, is het belangrijk om deze ook te verwijderen, omdat contact tussen metaal en huid tijdens de MRI brandwonden kan veroorzaken.
Na opname in een ziekenhuis kun je, als je mentaal fit bent, je closed-loop systeem blijven gebruiken. Dit hangt echter af van het beleid van het ziekenhuis en moet worden besproken met je zorgverlener.
Voor endoscopie of kleine ingrepen zonder diathermie kan het mogelijk zijn om het closed-loop systeem te laten zitten als het operatieteam daarmee instemt. In dergelijke gevallen, overweeg om een hogere streefwaarde te gebruiken en zorg ervoor dat het infusieset en de plaatsing van de sensor uit de buurt van het operatieveld zijn. Hou je gsm of handset in de buurt als het algoritme daarop werkt.
Voor grotere procedures met diathermie of wanneer het chirurgisch team niet akkoord gaat, verwijder je de pomp en de sensor en schakel je de automodus uit.
Wees voorzichtig met de betrouwbaarheid van de sensor bij aanzienlijk oedeem of bij operaties met grote hemodynamische gevolgen. Daarnaast moet je rekening houden met veelvuldig intraveneus gebruik van paracetamol tijdens ziekenhuisopnames. Deze factoren kunnen de betrouwbaarheid van de sensormetingen beïnvloeden en er moet extra aandacht worden besteed aan een nauwkeurige insulineregeling tijdens dergelijke situaties.
Als de sensor blijft zitten tijdens een röntgenfoto, CT-scan of operatie met diathermie, wordt aanbevolen om de nauwkeurigheid achteraf te controleren door een vingerpriktest uit te voeren. Kalibratie van de sensor kan nodig zijn, en is mogelijk voor apparaten zoals Dexcom en Medtronic sensoren.
6) Alcohol
Alcohol kan de bloedsuikerspiegel beïnvloeden en voorzichtigheid is geboden om hypoglycemie te voorkomen.
Verschillende soorten alcoholische dranken kunnen verschillende effecten hebben:
- Sommige alcoholische dranken, zoals bepaalde bieren en breezers, bevatten koolhydraten die een stijging van de bloedglucosespiegel kunnen veroorzaken.
- Andere dranken, zoals wijn of sterke drank gemengd met light frisdrank, bevatten geen koolhydraten.
- Het is belangrijk om te weten dat hypo's uren later nog steeds kunnen optreden, ongeacht het initiële effect op de bloedglucosespiegel.
Closed-loop systemen reageren op stijgende glucosespiegels door de insulinetoediening te verhogen. Ze zijn zich echter niet bewust van alcoholgebruik en anticiperen mogelijk niet op het vertraagde verlagende effect.
Als je ervoor kiest om alcohol te drinken, is het aan te raden om proactief hypoglycemie te voorkomen door je streefwaarde tijdelijk te verhogen om de insulinetoediening te verminderen. Meer koolhydraten eten zal niet helpen, omdat het closed-loop systeem dit zal compenseren door de insulinetoediening te verhogen.
7) Reizen
Als je reist met een closed-loop systeem, is het belangrijk om voorbereid te zijn en bepaalde voorzorgsmaatregelen te nemen. Hier zijn enkele tips om in gedachten te houden:
- Zorg voor een ruime voorraad van alle benodigde onderdelen voor je closed-loop systeem, waaronder insuline, infusiesets, reservoirs, applicators en benodigdheden voor glucosemonitoring. Het is beter om meer mee te nemen dan je denkt nodig te hebben om tekorten tijdens je reis te voorkomen. Vergeet niet je oplader en een geschikte reisstekker mee te nemen.
- Het is altijd verstandig om een noodkaart bij je te hebben waarop staat dat je diabetes hebt.
- Als je gaat vliegen, heb je misschien een vliegcertificaat nodig voor je insuline, sensor en pomp. Overweeg om medische bagage aan te geven, zodat je 2 kilo extra gewicht mag meenemen en je insuline en apparatuur niet in het vrachtruim terechtkomen waar ze kunnen bevriezen.
- In het geval dat je pomp defect raakt of niet werkt tijdens je reis, bieden veel pompfabrikanten een noodservice aan, waarbij binnen 24 uur een nieuwe insulinepomp wordt geleverd. Houd er echter rekening mee dat op afgelegen of geïsoleerde locaties, zoals eilanden, de levertijd langer kan zijn. Daarom is het essentieel om een back-up plan te hebben. Sommige fabrikanten bieden ook een leenpomp voor op vakantie, die je een paar weken voor je reis kunt bestellen, zodat je een reservepomp hebt voor extra gemoedsrust tijdens je reis.
- Pas de instellingen aan voor reisactiviteiten: Overweeg het gebruik van een hogere streefwaarde voor de eerste paar dagen van je vakantie. Dit kan het risico op hypoglycemie helpen voorkomen, vooral als je verwacht actiever te zijn dan normaal of naar een bestemming met warmer weer reist.
- De meeste closed-loop systemen met een app voor gsm’s passen de kloktijd van de pomp automatisch aan als je in een andere tijdzone reist. Voor specifieke pompen, zoals MiniMed 780G- en Tandem-pompen, is handmatige aanpassing echter noodzakelijk.
- Sommige luchtvaartmaatschappijen verplichten passagiers om hun gsm op vliegtuigmodus te zetten tijdens het opstijgen en landen, waardoor de Bluetooth-communicatie met je closed-loop systeem tijdelijk kan worden onderbroken. Als dit gebeurt, maak je dan geen zorgen. Je kunt een apparaat in vliegtuigmodus zetten en de Bluetooth apart weer inschakelen. Als dit niet mogelijk is, zal het systeem na 30 minuten overschakelen naar de manuele modus, totdat de Bluetooth-connectiviteit is hersteld. Zodra je je gsm weer mag gebruiken, vergeet dan niet om de vliegtuigmodus meteen uit te schakelen om ervoor te zorgen dat de automodus wordt hervat.
Door deze tips te volgen, kun je een meer naadloze en stressvrije ervaring hebben tijdens het reizen met je closed-loop systeem. Geniet van je reis en blijf voorbereid op optimaal diabetesbeheer.
Houd er bij het omgaan met speciale situaties met closed-loop systemen rekening mee dat Time In Range essentieel is, maar net zo belangrijk is jouw Time In Happiness! Zorg voor je emotionele welzijn en probeer een diabetes burn-out te voorkomen. Onthoud dat diabetesmanagement een uitdaging kan zijn en dat het goed is om hulp te zoeken en pauzes te nemen als dat nodig is. Door op de hoogte te blijven, je voor te bereiden en je mentale gezondheid in het oog te houden, kun je met vertrouwen navigeren door de complexiteit van diabetesbeheer met closed-loop systemen.
3.4.6 Wat doen bij hypo/hyperglycemie, vetrijke maaltijden, sporten, ziekte, alcohol en reizen, specifiek voor het mylife Loop closed-loop systeem - 9 min
Welkom bij deze module over het omgaan met speciale situaties met het mylife Loop systeem!
In deze informatieve video geven we je specifieke tips over het omgaan met hypo- en hyperglycemie, omgaan met vetrijke maaltijden, deelnemen aan sportactiviteiten, omgaan met ziekte, alcohol drinken, en reizen terwijl je het mylife Loop systeem gebruikt.
Deze tips zijn bedoeld als aanvulling op de algemene richtlijnen voor closed-loop systemen. Als je meer wilt weten over het omgaan met deze situaties bij closed-loop systemen, raadpleeg dan de algemene module over closed-loop systemen.
Als je deze richtlijnen volgt, beschik je over praktische strategieën om verschillende scenario's aan te pakken, en een optimale glucoseregeling met het mylife Loop systeem te garanderen. Laten we er samen in duiken en deze waardevolle tips verkennen!
6.1 Hypoglycemie
In het geval van hypoglycemie heb je met het mylife Loop systeem minder koolhydraten nodig dan zonder een closed-loop systeem, vooral als je weinig insuline aan boord hebt. Je kan de landschapsmodus gebruiken om je insuline aan boord te controleren.
Als je koolhydraten eet of drinkt om een hypo te behandelen of te voorkomen, is het aan te raden om deze informatie in te voeren onder de functie "Maaltijd toevoegen" in het systeem.
Om terugkerende hypoglycemische episodes te voorkomen, kun je gebruikmaken van de Ease-Off functie. Deze functie kan ook gebruikt worden om hypoglycemie te voorkomen tijdens het sporten, alcoholgebruik, warm weer, en andere relevante situaties.
Daarnaast kun je met het mylife Loop systeem tijdelijk een hogere streefwaarde instellen. Deze aanpassing kan gunstig zijn in de volgende scenario's:
- Tijdens periodes van frequente hypoglycemie
- Bij een actieve vakantie of een bezoek aan warmere klimaten
- Of wanneer je aan een nieuwe baan begint, of na een onderbreking terugkeert naar school of opleiding
6.2 Hyperglycemie
Bij milde hyperglycemie is het belangrijk om het mylife Loop systeem te vertrouwen en het autonoom te laten werken. Vermijd het geven van overmatige handmatige correctiebolussen, omdat dit vaak leidt tot daaropvolgende hypoglycemie 1-3 uur later.
In het getoonde voorbeeld gaf iemand een correctiebolus voor een hyperglycemie na een maaltijd, wat resulteerde in een daaropvolgende hypoglycemische episode. Aangezien het algoritme al extra insuline toedient bij hyperglycemie, is het veiliger om de "Boost"-functie te gebruiken om hyperglycemie aan te pakken, vooral na een maaltijd.
Het gebruik van "Boost" om het systeem te ondersteunen bij het snel corrigeren van de glucosespiegel heeft de voorkeur, boven het aanpassen van de koolhydraatratio of de streefwaarde.
Vooral in het begin is het echter raadzaam om de functies "Boost" en "Ease-off" niet te veel te gebruiken. Het systeem heeft tijd nodig om je patronen en voorkeuren te begrijpen. Als je veel Boost of Ease-Off gebruikt, wordt het leerproces van het systeem belemmerd. Overmatig gebruik van deze functies kan worden vergeleken met autorijden met één voet tegelijk op het gaspedaal, en de andere op de rem.
Bij langdurige ernstige hyperglycemie is het belangrijk om de mogelijkheid van een probleem met het infusieset te overwegen. "If in doubt, change it out". Het is aan te raden om voldoende voorraden bij je te hebben, waaronder een extra inserter voor je infusieset. Om problemen met de infusieset te voorkomen, is het raadzaam om de set om de 2-3 dagen te vervangen en een herinnering in te stellen in je mylife CamAPS FX app onder het bericht "pomp bijvullen".
6.3 Vetrijke maaltijden
Voor grote maaltijden met meer dan 60 gram koolhydraten, kun je proberen de bolus te splitsen.
- Dien 15 minuten voor de maaltijd, 50 tot 75 % van de grammen koolhydraten toe met behulp via de boluscalculator
- & de resterende insulinedosis tijdens of na de maaltijd, met behulp van de boluscalculator, of de optie "Maaltijd toevoegen" met de instelling "maaltijd of snack".
Voor maaltijden die langzaam worden opgenomen vanwege factoren zoals een lage glycemische index, een hoog vet- en eiwitgehalte, of gastroparese, kun je overwegen om het tweede deel van de bolus in te voeren als een langzaam opgenomen maaltijd via de functie “Maaltijd toevoegen”. Het algoritme zal dan de volgende 3-4 uur, afhankelijk van de glucosespiegel, elke 30 minuten kleine extra insulinebolussen toedienen.
Als je een verminderde eetlust of een onregelmatig eetpatroon hebt, kun je de minimale hoeveelheid koolhydraten die je betrouwbaar eet invoeren in de boluscalculator. Als je uiteindelijk meer koolhydraten eet dan aanvankelijk gepland, kun je de resterende hoeveelheid later toevoegen via een tweede bolus, of door de optie "maaltijd toevoegen" te gebruiken en "maaltijd of snack" te selecteren.
6.4 Sporten
Gebruik de Ease-Off functie, en verlaag de maaltijdbolus als langdurige inspanning wordt verwacht binnen 2 uur na een maaltijd, zoals aanbevolen in de algemene module over closed-loop systemen.
Als je de maaltijdbolus verlaagt om hypoglycemie te voorkomen, is het aan te raden om het volledige aantal gram koolhydraten in te voeren, maar het bolusadvies dienovereenkomstig aan te passen. Je kunt dit doen door op de voorgestelde insulinebolus te tikken, en de dosis aan te passen met het scrollwiel. Op deze manier weet het algoritme dat er meer koolhydraten zijn ingenomen.
Houd er rekening mee dat deze aanbevelingen dienen als startstrategie, en dat de insulinedosering verder moet worden aangepast op basis van je individuele waarnemingen en patronen tijdens het sporten.
6.5 Ziekte
Tijdens ziekte komt hyperglycemie vaak voor. Volg de richtlijnen voor het omgaan met hyperglycemie in dergelijke situaties.
6.6 Alcohol
Als je alcohol drinkt, kun je proactief proberen om hypoglycemie te voorkomen door tijdelijk je streefwaarde te verhogen, en/of de "Ease-off" functie te gebruiken om de insulinetoediening te verminderen.
Het helpt NIET om meer koolhydraten in te nemen, omdat het systeem elke stijging van de glucosespiegel zal compenseren, door de toediening van insuline te verhogen.
6.7 Reizen
Als je met het mylife Loop systeem reist, zorg er dan voor dat je voldoende benodigdheden meeneemt. Vergeet de oplader van je gsm niet en, indien nodig, een geschikte reisstekker voor het land waar je naartoe reist.
Overweeg om de "Ease-off" functie te gebruiken of een hogere streefwaarde in te stellen voor de eerste paar dagen van je vakantie. Dit kan het risico op hypoglycemie helpen voorkomen, vooral als je verwacht actiever te zijn dan normaal, of naar een bestemming met warmer weer reist.
De mylife CamAPS FX app past automatisch de tijd aan wanneer je door verschillende tijdzones reist. Dit zorgt ervoor dat je systeem probleemloos blijft werken, zonder dat je handmatig hoeft in te grijpen.
Sommige luchtvaartmaatschappijen verplichten passagiers om hun gsm tijdens het opstijgen en landen in de vliegtuigmodus te zetten, waardoor de Bluetooth-communicatie met het mylife Loop systeem tijdelijk kan worden onderbroken. Als dit gebeurt, hoef je je geen zorgen te maken. Na 30 minuten schakelt het systeem over op de vooraf ingestelde basale insulinesnelheid totdat de Bluetooth-verbinding is hersteld. Zodra je je telefoon weer mag gebruiken, vergeet dan niet om de vliegtuigmodus onmiddellijk uit te schakelen om ervoor te zorgen dat de automodus wordt hervat.
In deze informatieve video gaven we specifieke tips over hoe je met verschillende situaties met het mylife Loop systeem kunt omgaan. Van het omgaan met hypo- en hyperglycemie tot het omgaan met vetrijke maaltijden, sporten, ziekte, alcohol en reizen, je hebt nu de kennis en strategieën om effectief door deze uitdagingen te navigeren.
Vergeet niet dat je met het mylife Loop systeem de controle hebt over jouw diabetesbeheer. Omarm de flexibiliteit, vertrouw op het systeem, en heb er vertrouwen in dat je elke situatie die op je pad komt aankunt. Je kunt het!
3.4.7 Casus en virtuele app - 2 min
In dit laatste hoofdstuk hebben we een interessante YouTube-video met Tom van Type One Talks, die een geweldige beoordeling van het mylife Loop systeem heeft gemaakt. In een zeer boeiende video bespreekt Tom alle belangrijke functies en zijn eigen ervaring met het systeem, terwijl hij het mylife Loop systeem vergelijkt met andere closed-loop systemen zoals Tandem Control-IQ. Hij testte het mylife Loop systeem met zowel de Dexcom G6-sensor als de FreeStyle Libre3-sensor, en beschreef welke sensor hem het beste beviel.
Klik op de link onder deze les om de video van Tom te bekijken. Deze korte samenvatting zal je helpen om alle kennis die je in deze module hebt opgedaan te consolideren, zodat je de essentiële informatie over het mylife Loop systeem nog beter onthoudt!
https://www.youtube.com/watch?v=r4nVdTaUfSo - 22 min
Door deze cursus te volgen, heb je waardevolle kennis en inzichten opgedaan in het mylife Loop systeem. Deze kennis stelt je in staat om weloverwogen beslissingen te nemen en je diabetesbeheer effectief in eigen hand te nemen. Gefeliciteerd met het afronden van de cursus!
Hier is nog een leuk weetje: je kunt de mylife CamAPS FX app nu meteen uitproberen! We dagen je uit! Download de app op je telefoon, selecteer de virtuele pomp en koppel deze aan de virtuele sensor. Het is tijd om het mylife Loop systeem uit eerste hand te ervaren! Nu komt de challenge. Geef jezelf een bolus en maak een foto van deze prestatie. Upload die foto in de volgende les en deel je ervaring in het commentaargedeelte hieronder, om anderen te inspireren en motiveren op hun diabetesmanagementreis. Laten we elkaar steunen en er samen een fantastische leerervaring van maken!
Vergeet niet dat het mylife Loop systeem een revolutionaire benadering van insulinetoediening biedt, waardoor je een actief en bevredigend leven kunt leiden met behoud van een optimale glucoseregeling. Omarm de mogelijkheden, blijf in contact met de community en blijf leren en groeien in je diabetesmanagementreis.
Bedankt voor je deelname aan deze educatieve cursus en we wensen je veel succes met het verdere gebruik van het mylife Loop systeem. Samen kunnen we een positieve invloed hebben op diabetes en de kwaliteit van leven voor mensen wereldwijd verbeteren.
De duurtijd van de video’s staat telkens aangegeven, doch het is ook mogelijk om de afspeelsnelheid van de video’s te versnellen. De gesproken tekst is ook zichtbaar onder de videos.
DiabetesPlus is een patientenorganisatie in Nederland voor en door mensen met type 1 diabetes, en zij bieden ook pumpbuddies aan. Dit zijn mensen die dit closed-loop systeem gebruiken en klaarstaan om hun ervaring met jou te delen. Kijk hier om een gesprek aan te vragen: https://diabetesplus.nl/pompbuddys-vitalaire-tandem-tslim-x2
DiabetesPlus bied ook andere interessante video’s
- https://diabetesplus.nl/technologie/
Veel succes met je pompstart,
Jouw diabetesteam
Subscribe
Join our mailing list to receive updates and exclusive offers.
© 2024 Diabetotech | Diabetotech is a Nonprofit Organization, making diabetes technology education accessible for people with diabetes and their healthcare providers.